CUBRA
INHOUD COLUMNS TILBURG PLUS
INHOUD ED SCHILDERS
HOME

Deze column verscheen oorspronkelijk in Tilburg Plus, de Tilburgse bijlage van het Brabants Dagblad, op 25 april 2003


 

Ed Schilders

Meneer van Gogh

 

Wat is er toch met Vincent van Gogh? Hij werd honderdvijftig jaar geleden geboren, ik weet het; het kan geen mens de laatste weken ontgaan zijn. En natuurlijk: in de toptien aller tijden van Brabantse schilders hoort hij onverminderd op nummer drie genoteerd te worden. Wat ik bedoel is: Helvoirt. Staat er midden in Helvoirt plotseling een standbeeld van Vincent van Gogh! En nog mooier, je kunt erlangs wandelen met een heuse wandelroute in de hand. Eert Helvoirt een van zijn grote zonen? Nee, Helvoirt eert een van zijn beroemde kostgangers. En dat is misschien het begin van een antwoord op mijn vraag, want Van Gogh heeft zowat overal in Brabant gekostgangerd. Met als gevolg, in dit jubeljaar van zijn geboorte: wandelroutes, standbeeldjes, herdenkingsplaquettes, nagebouwde slaapkamer, en culinaire aardappel-eters-diners. Koffiemokken, T-shirts, briefpapier. Tuincentra bieden Van Gogh-zonnebloemen aan. Binnenkort komt een bekende aardappelproducent met Van Gogh-aardappelpuree. Soms heeft hij warempel ergens geschilderd of getekend. En overal ruik ik dat geurtje van de historische hebberigheid. Zundert, Nuenen, Etten, Zevenbergen, en nu dus Helvoirt. Tot in Drenthe toe. Hier voelde hij zich thuis, daar sliep hij, hers kocht hij potloden, ginds had hij een vriendinnetje.

Ik probeer me Van Gogh en Brabant voor te stellen in zijn tijd, de tweede helft van de negentiende eeuw. Katholiek Brabant. Vader Van Gogh is dominee. Zoon Van Gogh is niet alleen protestant, maar erger nog: hij is rusteloos en zoekt naar de vervulling van zijn kunstzinnige roeping. Kunsthandelaar, zoals broer Theo, en dan nog wel in Parijs, dat is nog tot daaraan toe. Die verdienen tenslotte oneerlijk hun geld. Maar kunstenáár? In Nuenen? In Helvoirt? Beginnend schilder in het Brabant van de negentiende eeuw. Erger kan haast niet. Zeker niet met vriendinnetje.

Let wel, Helvoirt, ik misgun u niets. Uw frivole standbeeld niet noch uw wandelroute met de drie café’s waar ik die gratis kan bekomen als een olienootje bij het kriekenbier. Bovendien liet Vincent zich lovend uit over uw contreien toen hij in Londen verbleef, door aan broer Theo te schrijven hoezeer hij ‘soms zoo naar Holland en vooral naar Helvoirt’ verlangde. Weinig gemeenten kunnen u dat nazeggen. Maar om nou in de wandelroute meteen de graven van twee van Vincents tantes op te nemen die op uw kerkhof tot voor kort van een onbezorgde oude dag genoten? Zelfs Tilburg kan u die gretigheid niet nazeggen. Let wel, Tilburg, ik dank u dat gij aan de Vincent van Gogh-hype bescheiden hebt willen deelnemen. Zonder standbeeld, zonder kroegbazen, en zonder wandeling langs een nicht in de derde graad die aan de Bredaseweg rust. Ik weet dat er een herdruk is van het tijdschrift Tilburg met artikelen over Van Gogh in onze stad, maar gelukkig was hij te onzent een middelmatige leerling. En voor zulke rapportcijfers richten wij in Tilburg nu eenmaal geen beelden op. Ik denk er liever niet aan wat er gebeurd zou zijn als Van Gogh in Tilburg een vriendinnetje had gehad. Of (van) duiven had gehouden.

Waarom mag iedereen honderdvijftig jaar later tegen meneer van Gogh gewoon Vincent zeggen? Want dat is er met Vincent van Gogh aan de hand. Een amicale oneerbiedigheid die ik niet goed begrijp. Eerst dacht ik dat het een soort schuldgevoel is, maar dat is het niet. Het is veel erger. Het is een intellectuele braderie. Van Gogh als koffietafel.