INHOUD BOEKEN OP ZONDAG

INHOUD ED SCHILDERS

HOME


PRINT PAGINA
 

Vasten

Een van de spannendste bibliotheken die ik ken, is de bibliotheek van de Theologische Faculteit in Tilburg. Elke keer als ik een van de laatjes van de catalogus opentrek, overvalt me een gevoel van sensatie. Want één ding is hier zeker: je komt er altijd boeken tegen waarvan je je afvraagt hoe het in godsnaam mogelijk is. Het juiste uitgangspunt voor een Theologische faculteit.

De basis waarop de huidige bibliotheek voortbouwt, bestaat in hoofdzaak uit twee erfenissen: de boekerij van een opgeheven seminarie, en de bibliotheek van de orde der kapucijnen. Vooral de laatsten hadden geestelijke ruimte voor de meest uiteenlopende onderwerpen, van God tot Geografie, van Volksgeneeskunde tot Verkade-albums. Niets was hun te min, niets gooiden zij weg.

Vandaag willen we iets weten over de vastentijd. Een oude regel zegt immers dat katholieken tussen aswoensdag -- de dag na carnaval -- en eerste paasdag rustig aandoen met het innemen van voedsel. Niet dat iemand zich eraan houdt, maar het is een mooi culi-cultureel gegeven, waarover Brillat- Savarin (de paus van de tafeltheologie) meer dan een eeuw geleden al klaagde dat het in onbruik raakte. Vooral Amerikaanse historici hebben momenteel veel belangstelling voor het verband tussen voedsel en godsdienstbeleving. Holy Anorexia van Rudolph M. Bell (1986, University of Chicago Press) is onder andere een ware galerie van middeleeuwse vrouwen -- later heilig verklaard -- die bij tijd en wijlen modder, as, en insecten aten, pus, pis, en waswater dronken. Veel genuanceerder is Caroline Walker Bynums Holy Feast and Holy Fast (1987, Univ. of California Press) waarin systematisch vasten niet zozeer een ziektebeeld is maar een manier om het geloof, en God in het bijzonder, te eten: zich te voeden met de Godheid.

 

"Hij eet ons;

wij denken dat wij Hem eten,

En wij eten Hem echt, daar kunnen wij zeker van zijn" (Hadewych).

 

Wij laten ons in de bibliotheek van de Theologische faculteit te Tilburg serveren: Het Hollands of Neederlands kook-boek uit 1724, en Roomsch bakken en braden, dat precies 200 jaar later verscheen. Kort en snel zullen wij 200 jaar vasten in kaart brengen.

De keuze van het Kook-boek (Leiden, "by Johannes du Vivie") werd bepaald door de ondertitel: "Alsmeede een bysondere Bereiding van Spysen, tot dienst der Rooms-Gesinden in de Vasten." Het beroemt zich erop te openbaren "Hoe men alderhande Soorten van SPYSEN Keurlyk en Smakelyk sal bereiden". Het is "Beschreven door een ROOMS-GESINDE", maar die wil liever anoniem blijven "om niet gehaat te weezen, by de sulken dewelke haare weetenschap voor haar selven altijd hebben geheim gehouden". Recepten verklappen was in 1724 blijkbaar zeer riskant. Met de keukenwonderen valt het wel mee, maar om te lezen is het boek een lust. We leren Potagiën maken, en Zauzen; er zijn Pasteyen bequaam om kout te eten; Vogtige of Vloeyende Confituren, Insuikerde Vrugten, en Reuk-ballen. De eetkalender bestond uit drie perioden. Tussen Pasen en Sint Jan at men onder andere Ortolans ("een slag van vette vinken"); van Sint Jan tot Sint Remy (het jachtseizoen) kwamen er "geitjens en Tortel-duiven" op tafel; en Van Remy tot de Vasten: Vette Kapoenen, Roodborsten, Bonte Talingen en Pluvieren. In de vastentijd aten katholieken voornamelijk vis. Heil-Bot, Snoek, Barbeel, Karper, Backeljaau, Sardijnen, en Tonnynen. Maar ook Kreeften in Ragout, Kreeften tot Gehakt, en Gezulte Oesters. Zo mag ik gaarne vasten. Behalve vis at men in 1724 nog Kickvorssen, maar middeleeuwse delicatessen als dolfijn en beverstaart (de staart zat immers in het water) staan niet meer op de kaart.

En wat brengt ons het menu van 1924? Daar komt Rooms bakken en braden van H. Bakels. Ziet er niet uit als een kookboek. Zeker niet meer als we op het omslag gelezen hebben: "Een gemoedelijk woord, ook voor de menschelijken onder mijne Roomsche landgenoten." In dit pamflet is er maar één gerecht: mensenvlees.

Het wordt voornamelijk bereid op brandstapels. Ik zei al dat dit een verrassende bibliotheek was. De slachtoffers zijn doopsgezinden uit de zestiende eeuw. Zoals Jan Walen die in 1527 in Den Haag "langzaam werd gebraden totdat men het merg uit de beenen heeft zien doordringen." Bakels: "Verwonder U er niet over dat ik zulk een aan de keuken ontleende term gebruik. Inderdaad werden de Protestanten door de Roomsche machthebbers vaak behandeld als koeien- en varkensvlees." Zelfs in de Vastentijd.