INHOUD BOEKEN OP ZONDAG

INHOUD ED SCHILDERS

HOME


PRINT PAGINA
 
 

Ed Schilders

Boeken op Vakantie (15) - Laon

LAON

Het stadje Laon zien we tussen twee regenbuien door vanaf de tolweg liggen, hoog op een plateau, de kathedraal als een kroon op de heuvel. Dat lijkt ons wel iets, weg uit de regen, hoog slapen. Morgen zien we dan wel verder.
In herberg La Bannière is nog plaats voor ons. De trap, de gangen, de deur, alles kraakt hier van de architectonische reuma, maar op de gevel hangt een groot bord waarop met sierlijke letters geschreven staat dat de negentiende-eeuwse romancier Champfleury hier in een van zijn romans de held uit de postkoets liet uitstappen. Later die avond zal blijken waarom: in La Bannière is het uitstekend dineren.
Bij een eerste verkenning van de oude 'bovenstad' koop ik in een antiquariaat *Mes mémoires van Alexandre Dumas, de auteur van *De drie musketiers, *De graaf van Monte-Christo, en honderd andere boeken die ik niet heb; maar ook de schrijver van de *Grote dictionaire van de keuken, een werk dat na zijn dood werd uitgegeven, een meesterwerk waaruit het aangenaam lezen is over uitstekend voedsel.
Het is nacht, het regent alsof het zomer is in Nederland, en in een herberg in Laon lees ik de memoires van Alexandre Dumas. Hij was pas 45 jaar toen hij er in 1847 aan begon, maar hij moest wel, want hij hield van feesten en dure maîtresses, en hij huurde ook dure advocaten ter verdediging van zijn auteursrechten. Dumas verdiende in zijn beste jaren tonnen, in zijn beste jaren was hij tegelijk meer dan eens zo berooid dat hij weer nieuwe contracten moest sluiten voor weer nieuwe feuilletons of theaterstukken.
In hoofdstuk 224 (ik ben niet vooraan begonnen) gaat hij een feest geven. Ter voorbereiding nodigt hij tien van zijn schilderende vrienden uit om de kamers van het huis te komen decoreren. Onder hen Eugène Delacroix, de gebroeders Johannot, die vooral bekend zijn gebleven door hun gravures, en Grandville, de illustrator van *Beelden uit het persoonlijke en openbare leven der dieren. De opdracht luidt dat allen een kamer beschilderen met fragmenten uit de werken van de schrijvers die uitgenodigd zijn. Grandville moet boven iedere deur dansende dieren schilderen.
Het boekenbal zelf beschrijft Dumas nog niet. Plotseling slaat de stemming om als hij zich realiseert dat vier van de tien vrienden al dood zijn. "Het is niet genoeg dat jij,' schrijft hij aan zichzelf, "hun namen noemt; je moet vertellen hoe ze waren als mensen en als kunstenaars, als karakter en als talent. Het is middernacht, het uur van de herinnering, en ik ben alleen.'
De hoofdstukken die volgen, gaan over de jong gestorven vrienden, Alfred en Tony Johannot, Clément Boulanger, en Grandville. Het zijn mooie verhalen die tragisch eindigen, en Dumas, de feuilletonschrijver, heeft niet nagelaten er het maximum aan sentiment in te verwerken. Hier of daar te veel misschien, maar rond middernacht in een kamertje in Laon merk je daar niets van.
Hij meende het. Overal waar ik lees in deze memoires wordt het duidelijk dat Dumas een groot vermogen tot vriendschap bezat. Met Balzac was hij gebrouilleerd, maar na diens dood nam Dumas niettemin het initiatief tot een inzameling voor een passend monument. De weduwe Balzac daagt hem voor de rechter om dat te verhinderen, maar Dumas neemt nogmaals een dure advocaat en wint. Als Marie Dorval, een van zijn wat langduriger beminde vriendinnen, op haar sterfbed ligt, vraagt ze aan Dumas te voorkomen dat ze van staatswege in een massagraf begraven zal worden. Dumas, juist weer eens berooid, verkoopt de onderscheidingen die hij in de loop der jaren gekregen heeft, en begraaft Marie in een particulier graf. Enige jaren later schrijft hij 'Het laatste jaar van Marie Dorval' om van de opbrengst van het boek een grafmonument te bekostigen.
"Zo zitten wij in elkaar', schrijft hij over zijn kunstvrienden en de vriendschap. "Onze meest beminde vrienden: tien jaar lang zien we ze niet, verwaarlozen we ze ten faveure van onze minst beminde maîtresses. Maar in een hoekje van de slaapkamer staat een geheime kast, en daarin staan twaalf boeken, geschreven door de vrienden die je terug zou willen zien, maar die je nog liever herleest.'
En morgen? De eerste zin van Dumas' memoires geeft het antwoord. "Ik ben geboren in Villiers-Cotterêts, een klein stadje in het departement Aisne, gelegen aan de weg tussen Parijs en Laon, op tweehonderd passen van de rue de la Noue, waar Desmoustiers stierf, op twee mijl afstand van La Ferté-Milon, waar Racine geboren werd, en op zeven mijl van Château-Thierry, waar La Fontaine geboren werd.'
Laten we daar morgen maar eens gaan kijken, bij de vrienden die hem al bij zijn geboorte omringden.