Titanic
Hij was pas laat begonnen met het verzamelen van oude
boeken; rond zijn twintigste, toen hij aan Harvard studeerde. Bij zijn
dood, zeven jaar later, had hij er drieduizend. Harry Elkins Widener
kwam uit een steenrijke familie uit Philadelphia, dus geld speelde geen
rol. Hij liet zich adviseren door de legendarische antiquaar A.S.W.
Rosenbach en kocht alleen de allerhoogste kwaliteit. Van Thackerays 'History
of Henry Esmond' bezat hij het exemplaar dat Thackeray geschonken had
aan Charlotte Brontë, van Boswells 'Life of Johnson' het
presentexemplaar van de auteur aan Sir Joshua Reynolds. Zijn favoriete
auteur was Robert Louis Stevenson; hij reisde nooit zonder een exemplaar
van 'Schateiland' in zijn bagage.
In de eerste maanden van 1912 was Widener met zijn moeder in Londen om
boeken te kopen. Daar was de privébibliotheek van Alfred Huth geveild,
en de Londense antiquaar Quaritch had voor Widener een paar van de
topstukken verworven, waaronder een exemplaar van de zeldzame tweede
druk van Bacons 'Essaies' uit 1598, een zogenaamde duodecimo, het
formaat van een zakboekje.
Begin april moest Widener terug naar New York, want daar wachtten
Rosenbach en een nieuwe veiling. Hier lopen de versies van het verhaal
uiteen. Volgens sommige bronnen zou Widener gezegd hebben: 'Moeder, die
kleine Bacon heb ik in mijn jaszak; die kleine Bacon neem ik zelf mee.'
Andere willen dat hij van Quaritch afscheid nam met de woorden: 'Ik denk
dat ik die kleine Bacon maar in mijn jas steek. Als we schipbreuk lijden
gaat hij met me mee.'
Hij zal het lachend gezegd hebben, want iedereen wist dat de Titanic
niet kon zinken
|