INHOUD ED SCHILDERS

HOME

CuBra

Voor een fotoreportage op CuBra van Joep Eijkens over Paul Bogaers aan het werk: KLIK HIER

Voor werk van Paul Bogaers op CuBra: KLIK HIER

 

Ed Schilders
Een glimlach van 400 pagina's

met afbeeldingen uit de collectie van Paul Bogaers

Onderlangs

Paul Bogaers

Uitgeverij IJzer; 416 pagina’s; EURO 24,50

ISBN 978 90 8684 006 9

 


 

Het spel wordt al gespeeld voordat de roman begint, en wel met de klassieke vrijwaring: ‘Alle in dit boek voorkomende personen zijn ontleend aan de fantasie van de schrijver.’ Het is waarschijnlijk dat de lezer dan al weet dat Onderlangs van Paul Bogaers een ‘collageroman’ is. De toelichting op de achterkant van het boek, en de foto’s aan de binnenzijden van het omslag maken Bogaers’ werkwijze duidelijk: dit boek is geschreven met vlijmscherpe afbreekmesjes en lijmpotten. Daardoor zijn de in Onderlangs voorkomende personen feitelijk ‘ontleend aan de fantasie van meer dan tweehonderd schrijvers’. Uit honderden boeken kopieerde Bogaers pagina’s, daaruit sneed hij fragmenten, waarna hij de uitgesneden alinea’s, zinnen, of woorden, in een nieuwe, aan zijn fantasie ontsproten volgorde achter elkaar plakte. Knippen en plakken, maar dan niet met de computer. De lezer kan dit proces van componeren exact volgen aan de hand van het letterbeeld. Per pagina verandert de typografie, ruw geschat, vijftien keer. Onderlangs bestaat uit zo’n zes- tot zevenduizend van zulke fragmenten. De vierhonderd geplakte paginacijfers niet meegerekend.

Het meeslepende van deze werkwijze is dat je niet alleen leest maar ook een duidelijk beeld krijgt van de momenten waarop Bogaers zijn mes trok om bestaande werkelijkheden naar zijn hand te zetten. Om dit te illustreren, heb ik in het volgende citaat, een verleidingsscène van zeven regels in het boek, met / aangegeven waar de typografie, en dus de bron, verandert: ‘Ze lichtte nu haar rok op en toonde me haar volle dijen. / Hoe het me toen te moede werd, kunt u zich indenken. / ‘Bevalt het u?’ / ‘Ja, het is prachtig!’ / mompelde ik. / ‘Dat zei ik toch?’ / zei ze, me met tintelende ogen aanziend.’ Het verbluffende is dat alles klopt. Zelfs als het niet klopt. De onderhavige dame met de volle dijen heeft achtereenvolgens blond, zwart, en bronskleurig (hoofd)haar, maar Bogaers heeft ons dan al binnengeleid in de wereld van zijn hoofdpersoon, een fotograaf met een groot talent voor surrealisme. Een wereld waarin het niet verwonderlijk is als er plotseling damesbenen door het bovenraam van de donkere kamer naar binnen steken. ‘Haar benen waren tot ver boven de kousen bloot.’ Met de verleidingsscène hierboven tot gevolg.

Onderlangs heeft met zijn rokken, kousen en vooral zijn niet aflatende aandacht voor voeten, voetstappen en schoeisel, een duidelijk fetisjistisch karakter. Ook borsten, boezems, en bustes zijn rijk vertegenwoordigd. Dat komt doordat Bogaers zijn mes vooral gezet heeft in boekwerkjes van voor de seksuele revolutie. Een bronnenlijst achter in het boek vertoont weinig auteursnamen die je ‘respectabel’ zou kunnen noemen in literair-kritische zin, al is De lichtende kamer van Roland Barthes daar wel bij, en bijvoorbeeld ook Zij van H. Rider Haggard. Het overgrote deel van de knipsels is echter afkomstig uit werk dat je tegenwoordig alleen nog maar tegenkomt in dozen op rommelmarkten. De avonturen van Jo Durand, de held van de leesportefeuilles; bestsellers van de sigarenboer zoals Ivans, en de treinlectuur van Mickey Spillane en James Hadley Chase. Er zijn titels bij die onweerstaanbaar klinken: Is liefde zondig?; Liefhebben maar hoe?; Liefde zonder vrees; Vertrouwelijke gesprekken met Man en Vrouw. Een bijzonder genre, duidelijk herkenbaar in het boek, zijn de romans en reisverhalen die in de tropen en in ‘donker Afrika’ gesitueerd zijn: Kampvuren langs de evenaar, Tropenwee, Met een luipaard op schoot; Congorilla. Ook zelfhulpboeken van weleer zijn ruim vertegenwoordigd: Fouten maken en herstellen; Tob nooit!; Nieuw complimenteerboek. De keuze voor deze genres veroorzaakt de nostalgische sfeer van het boek, en het verouderde taalgebruik vormt een belangrijke bijdrage aan de humor die het gevolg is van het eindeloze combineren van de fragmenten.

De hoofdpersoon is, net als Bogaers in het dagelijks leven, een fotograaf. Hij is op zoek naar het onzichtbare, want ‘aanschouwen maakt nog gelukkiger dan weten’. In het algemeen zoekt hij naar ‘de samenhang van het toeval’, waarmee het verhaal eigenlijk een verdubbeling is van de zoektocht van de auteur naar de onvermoede samenhangen in honderden boeken. En in het bijzonder zoekt hij naar de ‘ondoorgrondelijkheden’ van de vrouw. Wie in die zoektocht de clichés van de ‘zwoegende ademhaling’ en de ‘rokken die zich om dijen spannen’ herkent, het ‘roodkoperen haar in de glans van de ondergaande zon’, de ‘taferelen’ die zich voor het ‘geestesoog’ vormen, die zal ook merken hoe goed gekozen die clichés zijn en hoe ze in hun nieuwe romantische orde de lezer kunnen amuseren. Onderlangs is een glimlach van vierhonderd pagina’s.