INHOUD BOEK- BESPREKINGEN
INHOUD ED SCHILDERS

HOME

CuBra


Print deze Pagina

Deze bespreking verscheen oorspronkelijk in het de boekenbijlage Cicero van de Volkskrant

Ed Schilders
Bramzijgertjes en IJzeren vrijers

Herinneringen van een bramzijgertje – voorgelezen door Bram van der Vlugt

Jan de Hartog

Rubinstein – 3 cd’s; EURO 12,95

ISBN 978 90 4760 034 3


Het houdt zich schuil op het vasteland rond de Zuiderzee, en het loert op jonge vissers. Het ‘brandezijgertje’. Als het donker is, en de maan vaal. Het leek maar een dwaallichtje, maar ondertussen. Wie niet hard kon lopen, werd meegesleurd in zee, en kwam nooit meer aan land. Niemand kan het verklaren. Een vertelling, gedrukt in 1934, zegt hierover: ‘Het zijn de geheime dingen waar een mensch niet bij kan.’

In Jan de Hartogs Herinneringen van een bramzijgertje is het ‘bramzijgertje’ geen dwaallicht. Het sleurt niet mee, het wórdt meegesleurd. In dit geval door de schipper (inderdaad: ‘naast God’) die in de toenmalige volksmond beter bekend stond als de ‘IJzeren vrijer’. Hij ontvoert het bramzijgertje naar diens botter, de ‘Dwaal, Ik Wacht U’. Ten onrechte is verondersteld dat het hier om een autobiografische vertelling gaat, niet ongelijk De Hartogs klassieker Hollands Glorie. Hoewel De Hartog reeds op tienjarige leeftijd het ouderlijk huis ontvluchtte en inderdaad van de wal op het water belandde, was dat niet met behulp van een brandezijger. Zijn Herinneringen aan die tijd, zo lezen we in het laatste hoofdstuk, gaan over de ‘geheimzinnigheid, die ik mij scheen te herinneren van lang geleden.’

Die geheimzinnigheid is een prachtige aaneenschakeling van legenden en de volkscultuur van rond en op de Zuiderzee. Van vóor de afsluitdijk. Verhalen uit de tijd toen haring nog geen paling was, en elke boot een bijbel en een blikje babbelaars aan boord had. Gezien en beleefd door de ogen van een jongetje – een Kees de jongen, maar dan met zeebenen. Hilarische scčnes over bollende broeken aan de vlaggenlijn van de botters, veroverd op Volendamse vissers, en kerkdiensten die volledig uit dominee’s hand lopen, worden afgewisseld met de volksmystiek van de zee. Met mooie karakters als de IJzeren vrijer (‘zijn woorden roken naar vis’), etterbak de Bonk, en niet te vergeten de kater Murk: ‘Rond zijn middel was hij kaal; dit gaf hem het aanzien alsof hij een pak droeg, te meer omdat hij geen staart had; het leek alsof hij die in zijn broek had gestopt.’

In de beste traditie van de legenden en de visserij, bekent het bramzijgertje in het slot dat het allemaal gelogen is. Of liever: dat het niet de waarheid is, maar ‘op de een of andere manier de waarheid.’ De geheime dingen, zou ik zeggen, waar een schipper niet bij kan, maar een schrijver wel.