INHOUD COLUMNS BRABANTS DAGBLAD
INHOUD SCHILDERS

HOME

CuBra


Print deze Pagina

Deze columns verschenen oorspronkelijk in het Brabants Dagblad

Ed Schilders
In Udenhout op zoek naar C. Verhoeven


Kuilpad

Ik Udenhout zijn ze goed in herinneren. Dat bleek eergisteren weer uit het artikel van Rinus van der Heijden over het Udenhoutse poptrio Train to Quintenas en hun cd ‘Joe Hammer’s Ice Cream Car (and other sweet sounds from W. Lemon’s smithy)’. Met die Joe Hammer uit de titel wordt, zo lees ik, Jan Hamers bedoeld, een legendarische plaatselijke ijscoboer met een antieke ijscokar. En W. Lemon was de Udenhoutse smid Willeke Lemoen. Inderdaad, zulke types moet je in ere houden. Aangezien het goed weer was, zat ik een uurtje later op een terrasje van een cafetaria in de Kreitemolenstraat, ofwel de Chalk Mill Road, zoals het op de genoemde cd zo mooi heet. Met een softijsje, en met het boek ‘De glans van oud ijzer’, van de in 2003 overleden Udenhoutse schrijver Cornelis – zeg maar Cees -- Verhoeven.

‘Een nostalgische terugblik op de jeugd, de vergankelijkheid der dingen, dat wat voorbij is en nooit meer terugkomt.’ Die woorden zijn perfect van toepassing op het boek van Verhoeven (uit 1996), maar het aardige is dat ze door Rinus van der Heijden geschreven werden om de cd van Train to Quintenas te typeren. Blijkbaar herhaalt niet alleen de geschiedenis zich maar ook de herinnering.

Er zijn, voor zover ik weet, in Udenhout geen tastbare sporen van Verhoeven, de belangrijkste Brabantse auteur uit de tweede helft van de vorige eeuw. Geen straatnaam, geen graf (hij werd in Den Bosch begraven), geen ouderlijk huis met ‘Hier werd geboren’, niet op cd. Dat huis zal wel niet meer bestaan, want het stond in de wijk die De Kuil heet. Het ziet er daar allemaal heel deugdelijk en rustig uit. Een bord in een voortuin zegt dat Kim geboren is. De straten hebben mooie namen als Weegbree, Bereklauw en Hondsdraf: de geruststellende nostalgie van wat daar vroeger in het wild bloeide. Toen Verhoeven er opgroeide, stond er slechts een paar boerenwoningen, en uit valse schaamte zei hij op kostschool liever dat hij in de Slimstraat woonde; die was tenminste verhard.

Dan kom ik uiteindelijk toch bij het Kuilpad, en dat blijkt – Udenhout zij geloofd – nog onverhard te zijn. Niet meer met de zwarte sintels waaraan Knilles zijn ‘kniejes’ (want hij was ook een groot kenner van het Unents dialect) open viel, maar goed. Aan de zuidkant van het pad kijk je voortdurend tegen de achtertuinen van Klaproos en Akkerdistel aan, maar vanuit het noorden wil er nog wel wat verleden doorschemeren. Een stukje bos met stevige ondergroei, twee schapen in een wei, de stellages van de schutterij, een rijtje populieren. ‘Duizenden keren’, liep Verhoeven dit pad af, maar alleen met mijn goeie wil zie ik zijn voetafdrukken nog.

Maar dan. Op een trapveldje met een half pipe voor skateboarders, naast de schutterij, vermaakt een groepje jongens zich. Verhoeven schrijft hoe hij en zijn vriendjes hier kikkers opbliezen. Een van de jongens die ik zie, pompt lucht in een plastic Cola-fles, die daardoor de lucht in vliegt. Ooit zal een van die jongens zijn herinneringen aan dit Kuilpad vastleggen. In een verhaal of op een cd.


Leven

In de afgelopen weken schreef ik op deze plek tweemaal over Udenhout, en vandaag gaan we daar nogmaals naartoe. Mijn eerste stukje ging eigenlijk over de Arbeidsvitaminen, maar ik besloot het met een herinnering. Hoe ik als tienjarige toevallig in een Udenhoutse boerenwoning kwam, en daar een jonge vrouw de vloer zag afdoen met een mop, terwijl ze luidkeels met de radio meezong: Anyone who has a heart… Wie zij was, heb ik nooit geweten, maar haar blik en haar zang ben ik nooit meer vergeten. Dat komt, denk ik, omdat ik toen voor het eerst en helemaal zonder hulp begon te vermoeden dat het leven het een en ander in petto had waarvan een tienjarige jongen te gelegener tijd nog zou opkijken.

Twee weken geleden ging ik op zoek naar het Udenhout zoals de schrijver en filosoof Cornelis Verhoeven erover geschreven heeft. Ik liep één keer door de nog steeds onverharde Kuilpad, waardoor híj zestig, zeventig jaar geleden ‘duizenden keren… op klompen of op hoge schoenen met haakjes en veters’ naar school of kerk ging. Ik veronderstelde dat Verhoevens ouderlijk huis wel niet meer zou bestaan, maar dat bleek niet juist, zo bleek uit brieven van twee lezers. Reden om nogmaals naar Udenhout te gaan.

Een vruchtbare middag werd het niet. Ik zag nu wel het geboortehuis – het staat op de kop van de plek waar Kuilpad en Kuil bij elkaar komen – maar er is niemand thuis. In de Kuilpad spreek ik met mevrouw Vriens. Die herinnert zich wel hoe het hier vroeger was, maar ze woont er pas achtenveertig jaar, dus Cornelis Verhoeven, dat zegt haar niet zo veel. Haar man, die weet er meer van, maar die is er nu niet.

’s Avonds ga ik naar Verhoeven op zoek op het internet, en Google verbindt me meteen met zijn officiële website. Op de eerste pagina lees ik: ‘Er wordt hard gewerkt om deze site continu actueel te houden.’ Dat is dan niet gelukt. De nieuwsrubriek is voor het laatst aangepast in september 2004, en de beloofde volledige tekst van Verhoevens boek ‘Dierbare woorden’ is blijven steken bij een handvol van de honderden teksten. Het grote vergeten is hier blijkbaar al begonnen.

Als het even niet opschiet met mensen of het internet, zijn er altijd nog de boeken. Een van de eerste dingen die ik ’s avonds lees, is deze stelling van Verhoeven: ‘Waar je niet over kunt praten [noch Google’en; ES] dat is al bijna rijp om opgeschreven te worden.’ Dus dat deed ik, en dat vertrouwen werd beloond toen ik zijn herinnering ‘Een dissonant’ las. Het was op ‘een vredige avond in 1946’. Hij was achttien jaar en zat op het seminarie. ‘Plotseling klonk op het fietspad achter de (seminarie)tuin een luid zingen.’ Hij herkende de zangeres als ‘een meid vol van ongeschoolde levenslust.’ Hij schrijft het niet, maar je hoort het wel: dit moet het moment zijn waarop Verhoeven besloot geen priester te zullen worden; waarop hij begon te vermoeden dat het leven het een en ander in petto had waarvan een achttienjarige jongen te gelegener tijd nog zou opkijken.