vignetenkleur.jpg (4514 bytes)

INHOUD

VOLGENDE

VORIGE

vignetc.jpg (2292 bytes)

HEMEL & AARDE

door ED SCHILDERS

logo.jpg (12658 bytes)

Heiligheid
Hout - Lijden - Zon - Boekdoek - Magdalena - Lijkbezorging - Hart - De geur van heiligheid - Sweetgaetiens


Het is 3 mei van het jaar 326 als de heilige Helena, de bijna tachtigjarige moeder van Constantijn de Grote, in Jeruzalem de plaats ontdekt waar het hout begraven ligt van het kruis waaraan Jezus ter dood werd gebracht. Tweeëntwintig jaar later is de heilige Cyrillus van Jeruzalem de oudste ons nog bekende schriftelijke bron over het kruishout. Op dat moment is volgens Cyrillus het hout al over de gehele bekende wereld verspreid. En niet in de geringste splinters, want zoals het brood eens wonderbaarlijk vermenigvuldigd was, zo bleek ook het hout niet geringer van volume te worden hoezeer men er ook splinters of spaanders van afhaalde. De heilige Paulinus van Nola is in 402 de eerste van wie we weten dat hij deze onuitputtelijkheid toeschreef aan het bloed van Jezus: dat zou het kruis een onverwoestbare eenheid geschonken hebben waardoor de verspreiding eeuwenlang zonder zorg kon worden voortgezet. In de Nederlanden waren bijvoorbeeld aanzienlijke stukken kruishout te vereren in Maastricht, Waubach, Tongeren, Brussel, Doornik, en Gent. Het aantal kloosters en abdijen dat een splinter bezat werd in de negentiende eeuw op 30.000 geschat.

Beaulieu en Amboise bezaten kruishoutrelieken die rond het jaar 1007 door Foulque III Nerra op wel zeer bijzondere wijze in Jeruzalem op de toenmalige bezetters veroverd waren. De ongelovigen wilden Foulque slechts toelaten tot het heiligdom met het kruishout als hij beloofde dat hij op het reliek zou urineren. Tot ieders verwondering beloofde hij dat inderdaad. Maar Foulque was slimmer. Het leek of hij een plas deed, maar in werkelijkheid had hij onder zijn gewaad een flaconnetje bevestigd dat hij over het hout leegperste. De inhoud bestond uit witte wijn. Toen de heidenen hem vroegen of hij nu het hout nog wilde kussen, was ook dat geen probleem. Hij slaagde er bovendien in tijdens de kus een flinke hap uit het hout te bijten. En dat is later in Amboise en Beaulieu terecht gekomen.

Calvijn schreef dat er zoveel kruishout de wereld was ingestuurd dat nog geen driehonderd mannen het kruis zouden hebben kunnen dragen. Met geen ander doel voor ogen dan die kritiek te weerleggen, startte de Fransman G. Rohault de Fleury in de negentiende eeuw een opsporingsactie. Hij vroeg de gelovige wereld alle bekende kruishoutrelieken bij hem aan te melden. De resultaten heeft hij neergelegd in zijn grote, dikke, met werktekeningen en kleurenplaten geïllustreerde *Mémoire sur les instruments de la passion (Parijs, 1883). De Fleury schatte welk gewicht Jezus bij benadering zou hebben kunnen dragen, verwerkte de dichtheid van het hout, en kwam tot de conclusie dat het kruis een volume gehad heeft van 178 miljoen kubieke millimeter. Vervolgens telde hij alle aangemelde fragmenten bij elkaar op, en kwam tot het totaal van vijf miljoen kubieke millimeter. Het grote stuk kruishout uit Gent heeft bijvoorbeeld een volume van 4310 kubieke millimeter. Zelfs als het volume van verspreid kruishout driemaal zo groot geweest was, vatte De Fleury zijn onderzoek trots samen, dan nog zou minder dan een tiende deel de wereld zijn ingezonden. Daarmee vond hij Calvijns snierende opmerking voldoende weerlegd.

Het vertrouwen in het kruishout was oneindig. Soms bloedde het, dan weer gaf het een weldadig soort olie af. De heiligen Petrus de Iberiër en Johannes de Eunuch waren in het jaar 430 op weg naar Palestina en droegen een stukje kruishout bij zich als bescherming tegen ongelukken en onverlaten. Onderweg merkten ze dat hun allumet olie afscheidde. Ze smeerden zich daarmee in en waren hersteld van alle vermoeienissen.

Vanaf de zesde eeuw wordt olie die over het kruishout gegoten is, gebruikt als wondermiddel. Gewonden worden ermee gezalfd, geesten uit de heuvels rond Jeruzalem verdreven, door de duivel bezetenen bevrijd. In Jeruzalem begon de olie in de ampullen te bruisen zodra men ermee in de buurt van het kruishout kwam. In de Hagia Sofia van Konstantinopel gaven alleen de knoesten van het kruishout olie af, maar die was wel bijzonder welriekend en geneeskrachtig.

Het kruishout werd uit eerbied gekust, het werd gebruikt om een eed af te leggen, soms veranderde het in een duif en vloog het weg. Wie het niet durfde aansnijden, legde een mes bij het hout en de volgende morgen had het zichzelf versneden. Het werd verwerkt in sieraden, monstransen, borstkruisen, boekbanden, reliekhouders, en - in het Deense Roskilde - in een struisvogelei. Wie het wilde stelen, betaalde die misdaad met zijn leven of kreeg onmiddellijk de pest. In Rome werd het lichaam van de heilige Alexis opgespoord met het kruishout als wichelroede.

Hou me ten goede. Het werkt niet altijd. Toen Alexis in 711 in Konstantinopel in de Blachernaekerk door zijn politieke vijanden werd belaagd, bood hij weerstand door een fragment van het kruis omhoog te houden. Zijn belagers namen hem het hout af, legden het op het altaar, sleurden hem naar buiten, en wurgden hem.


vigneta.jpg (3816 bytes)