vignetenkleur.jpg (4514 bytes)

INHOUD

VOLGENDE

VORIGE

vignetc.jpg (2292 bytes)

HEMEL & AARDE

door ED SCHILDERS

logo.jpg (12658 bytes)

Rituelen
Lijfspreuk - Maak leeg! - Censuur - Vuur - Bibliomantie - Ariostomantie - Malagrida


Ketterse boeken kon je verbranden, dat is genoegzaam bekend. Minder bekend is echter dat heilige boeken niet kunnen branden, tenminste niet als het heilige boek door een ketter in het vuur werd geworpen.

De heilige Dominicus (1170-1221) is een van de belangrijkste figuren uit de katholieke "Gemeenschap der heiligen": stichter van de orde der Dominicanen, de "prevelpaters" zoals Rabelais ze noemde, een voorbeeldig diplomaat, maar ook ambassadeur van de Heilige Stoel naar het Frankrijk van de ketters.

Door zijn paus uitgezonden om in het weerbarstige en ketterse zuiden van Frankrijk orde op roomse zaken te stellen, boeken Dominicus en zijn metgezellen in Montpellier dagelijks "eclatante bekeringen". In Béziers preken ze zo langdurig tot ook daar de weerstand gebroken is. In Montréal disputeren ze twee weken lang met vier voorlieden van de ketterse Albigenzen en bekeren ze honderdvijftig van deze afvalligen. In Carcassonne proberen ze een andere methode.

Dominicus schrijft daar een boekje met geloofsartikelen op basis van het Nieuwe Testament. Hij geeft het aan de weerbarstigste Albigenzen in de hoop dat ze zich zullen bekeren. Na lezing zijn die echter niet geheel overtuigd, en ze hebben een ander voorstel. Ze zullen dat boekje van Dominicus eens in het vuur gooien. Als het brandt is het woord van Dominicus ketterij, zo niet, dan bevat het de eeuwige waarheid.

In het heiligenleven van Domincus lezen we: "Tot driemaal toe gaven de Albigenzen het boek aan de vlammen, zonder dat de vlammen het beschadigden."

Gregorius van Tours, bisschop uit de zesde eeuw, bevestigt een dergelijk wonder. Toen de geschriften van zijn heilige stadgenoot Martinus in het vuur van de ketters geworpen werden, weigerden ze in vlammen op te gaan.

De hittebestendigheid van heilige boeken vinden we ook terug in christelijke legenden die het wonderwerk koppelen aan een zeer tastbare dagelijkse praktijk. De heilige abt van het klooster Cluny, Maiolus, zou ooit tijdens het lezen in slaap zijn gevallen. De leeskaars viel ook om: op het boek dat Maiolus las, *De caelesti hierarchia* (*Over de hemelse orde) van Dionysius de Areopagiet ("de Rechter"). De kaars brandde volledig op, maar liet zelfs niet het geringste schroeispoor na in het boek.

De heidense magistraat van de Noordafrikaanse stad Abitiniae, nabij Membressa, gebood dat alle geschriften van bisschop Fundanius verbrand moesten worden. Wat we nu zouden mogen denken, gebeurt niet: de boeken van Fundanius branden wèl. Althans, zo lijkt het. De handschriften worden op een zonnige namiddag bijna door de vlammen vernietigd. Maar dan geschiedt het wonder. De hemel betrekt. Eerst regent het, de regen dooft het vuur, en daarna begint het zo hevig te hagelen dat de gehele streek er zwaar onder te lijden heeft. Dit was ongetwijfeld de straf voor de poging tot verbranding van een heilig boek.

Het is dus oppassen met het verbranden van heilige boeken. Als katholieken heidense geschriften verbrandden, was dat evenmin een eenvoudige kwestie van een vuurtje stoken. Ook dan golden de bijzondere regels die het kenmerk zijn van een ritueel. Het was immers niet ondenkbaar, zelfs waarschijnlijk, dat ook een heidens boek de naam van God bevatte. Er kon bijvoorbeeld geschreven staan: "God bestaat niet." Hoe evident ketters deze stelling ook is, het was en bleef een feit dat de drie letters de naam vormden van de allerheiligste, van het Woord der Woorden. Zo heilig is dat Woord, dat het onder alle omstandigheden zijn heiligheid behoudt, zelfs in de mond of aan de pen van scheurmakers.

Is verbranden dan nog wel geoorloofd? De apostel Jakobus, een goed schrijver, meende van niet. Toen hem de geschriften van de bekeerde heiden Hermogenes aangeboden werden ter verbranding, zag hij daar veiligheidshalve van af. In plaats daarvan liet hij ze in zee werpen, opdat het water haar reinigende werking zou kunnen uitoefenen.

Werd er toch verbrand, dan moest dat snel gebeuren en zorgvuldig. Snel, om te voorkomen dat de vloek die in het ketterse boek lag opgesloten, de gemeenschap zou aantasten; zorgvuldig, door de brandstapel in te richten voor de ingang van de kerk, daar waar de heiligheid het grootst was buiten de eigenlijke muren, en eventueel met gebruikmaking van houtsoorten - vijgehout bijvoorbeeld - waaruit bij ontbranding een reinigende walm vrijkwam.

Waar heidense of ketterse boeken verbrand werden, ligt een vergelijking met de vlammen van het hellevuur voor de hand. Verbranding is niet alleen een vorm van een kleine hel op aarde, maar ook het verbranden van de ziel van het boek in de vlammen van het hiernamaals. Het is niet alleen de doodstraf voor het boek, het is ook de eeuwige straf voor de auteur.


vigneta.jpg (3816 bytes)