CuBra

INHOUD LIED EN LETTERKUNDE
FEESTLIEDJES
BRABANTS
HOME
INHOUD VOLLEDIGE HANDSCHRIFT OFFERMANS
Copyright 2006 - 2008 Webmagazine CuBra

Klik hier en stuur uw bijdrage aan CuBra

Volksliedjes en - verzen & gezelschapsliederen & hun letterkundige achtergrond, in het bijzonder in de 19de eeuw

door Ed Schilders

 

TEKST

Uit: Hollandsche Gezelschap Liederen, een handschrift van W. Offermans

Datum van optekening : tussen 1868 en mei 1869

Transcriptie: Leonie Robroek

 

Levi Sadoc*.

 

1.

Mijn heeren luistert na mijn lied

Wize wize wiet bom bom

Zegt kent gij Levi Sadoc niet

Wize wize wiet bom bom

Den held die eens Sebastopol*

Beschoten heeft met kool en knol

Van lirom larom lepelsteel

Wise wise wiet bom bom

Victoria Victoria wise wise wiet bom

bom fallera Victoria Victoria wise

wise wiet bom bom.

2.

Ik zal hem schildren naar den aard,

De kerel is het dubbeld waard

Bij zulk een lijfje zulk een kop

En op zijn rug zoo’n eijerdop .

3.

Zijn neus, gelijk een regenboog,

Is bont en krom en zelden droog,

En als zijn mondjen opengaat

Is ’t of een schuurdeur openslaat.

4.

Zijn oogjes schittren als kristal,

Zij druipen van vergif en gal,

Zij gluipen rond en kijken scheel

Als duiveltjes in rood fluweel.

5.

Een rosse knevel dekt de lip,

Een dito baard den kinnetip,

Twee ooren, van een mal fatsoen

Staan of ze een luchtreis willen doen.

6.

Mooi is hij niet, maar bij de hand,

Niets gaat er boven zijn verstand,

Ja toch – een pruik, die het bankroet.

Van al zijn haren wat vergoedt! –

7.

Denk nog een knaster* ongeduwd

Door eene tong die U bespuwd

Die chocolaad in ’t ronde kletst

En Levi Zadoc is geschets.

8.

Nu eet hij niet, als menig Jood,

Door schacheren* zijn daaglijks brood,

Neen, hij voorspelt als eerlijk man

De toekomst uit de koffiekan.

9.

Voor aan zijn deur leest ge op een bred*,

Daar hoeft geen bril voor opgezet,

Hier woon ik Levi een profeet

Treed binnen zoo ge graag wat weet.

10.

Maar eens, daar komt een boer voorbij

En zegt, wônt hier de proferij* ……..

Dan gao ’k eens binnen, ’t kan geen kwaod

Il zit parjeu*, toch op zwart zaod.

11.

En levi lacht en speelt Meheer,

En: " as je blief " en excuseer!"

Neemt klavertien, een wollen lap,

En gooit daarop wat koffiedrab.

12.

Na veel gesmiespel en gebaar,

Roept hij: Meheer, de zaak is klaar,

Van hokus pokus klavertien,

Die stekeblind is kan niet zien.

13.

Zoo waar, ie krijgt een erfdeel t’huis,

Een bommezijnen boks* en buis,

Een hofsteê, weide en akkerland

En schoenen, machtig dik van rand.

14.

Een uurwerk in ie vessies-zak,

Een flinken buidel pruimtabak,

Een spekkoek, ham, een worst of vier,

Per tillegraaf* een ton oud bier.

15.

Ons boertje danst schier uit zijn vel,

En zegt: dag Levi, ’k dank jou wel

Neen schreeuwt de smiechel* eerst me geld,

Voor ’t minst twee kwartjes neergeteld.

16.

Twee kwartjes? Ben je raozend, vent!

Ik heb, parjeu! geen halve cent.

O Jekkes, wat een raor profeet,

Die dat, verdikkie, nog niet weet.

17.

De Jood, die door zoo’n dubblen slag

Zich van een boer geslagen zag,

Springt woedend tien voet van de grond,

En schuimbekt als een dolle hond.

18.

Bij Mozes, gannif, fou marjen*

Denk ie dat ik een gaauwdief ben?

Was jouw persoontje niet te laag,

Zoo waar, ik greep ie bij den kraag.

19.

’k Mag lijen*, krijg de kouwe koorts,

De schapepokken en zoo voorts,

Word vijf en twintig ellen lang

En mager als een boonenstang.

20.

Val achterover van de brug,

Met vijftig wapens op je rug,

Breek al je ribben tegelijk

En loopt dan met je ziel te kijk.

21.

De boer, een flegmatiek* geval,

Stoort aan dien praat zich niemendal

Hij raakt in ’t minst niet van de kook

Maar zegt bij ieder wensch ,,jij ook

22.

En plots … daar klinkt een schril gefluit

Het snijdt zóó scherp en gilt zóó luid,

Dat, heel de Jodenbuurt in ’t rond,

De doofste smous* het sein verstond.

23.

En of de Droes* er achter zat,

Zóó kruipen ze uit hun keldergat,

En Salomon, en Jacobson

En Levison en Absolon.

24.

En Sikkel, Blok en Leib en Jaap,

En Mozes, Bram en Siemke Schraap

En Isaäc uit de erwtjeskraam

En nog tien Joden met zoo’n naam.

25.

Zij springen om den Christen heen,

En schoppen hem een blaauwe scheen,

Zij beuken stokvisch op zijn huid,

En daarmee is de Poerem* uit.


 

* Zadok was een priester van David; verwijzing naar het Joodse geloof.

* Sebastopol = Hoofdstad en oorlogshaven in het zuidwesten van de Krim, aan de Zwarte Zee. In 1855 veroverd door de Fransen en de Engelsen. De Krimoorlog, tussen Rusland en Turkije werd later een Europees conflict (1853-1856).

* varinastabak in bladeren; (pijp)tabak afkomstig uit de stad Varinas in Venezuela (WNT)

* bord, plank

* schacheren = sjacheren, handel drijven

* wônt hier de proferij = woont hier de waarzegger; de boer praat in een Brabants dialect

* parjeu = verdraaid; afgeleid van het Franse par dieu = bij god

* bommezijn = bombazijn; van Fr. bombasin, oorspronkelijk: zijden weefsel. Nu katoenen weefsel met een glad oppervlak en links geruwd, ook moleskin. In 17e en 18e eeuw was in Nederland de bombazijnweverij en –ververij een bloeiende industrie

* boks = broek; buis = kiel

* tillegraaf = telegraaf

* smiechel = gemenerik

* lijen = lijden, hier: hopen

* flegmatiek = onweerstaanbaar kalm

* smous = scheldnaam voor Jood

* Droes = de duivel

* Poerem = Purim of Poerim = Joods feest ter herdenking van de redding van de Joden door Ester; overdrachtelijk betekent dit drukte, lawaai.

 

AANTEKENINGEN

[Levi Zadok]

De transcriptie hiernaast is vervaardigd door door Leonie Robroek uit het ‘Versenboek’ (circa 1870) van W. Offermans. In het voorwoord bij deze CuBra-rubriek schrijft zij dat Willem Offermans (uit Den Bosch) de auteur is van de teksten die zij in het liedboek aantrof, dat hij ‘de schepper’ is van deze teksten, en dat hij ze niet ‘uit de overlevering’ op schrift heeft gesteld.

Onder de titel ‘Levi Zadok’ wordt deze tekst genoemd in deel I van ‘Het Straatlied’ van Wouters en Moormann (p. 23). Wouters en Moormann tekenen daar aan dat het lied circa 1870 in Groningen werd gezongen maar al van oudere datum is. Offermans noteerde het in zijn ‘Versenboek’ in 1868 of 1869. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de Brabantse tekst al een jaar later zo populair was geworden dat hij in Groningen gezongen werd. Waarschijnlijk was hij zo populair dat Offermans hem ook in Brabant heeft horen zingen en opnam in zijn bundel.

In 1868 nam pater Bernard van Meurs ‘Levi Zadok’ al op in zijn bundel ‘Rijm en zang’, met een afbeelding:

 


Illustratie uit Van Meurs, 'Rijm en zang' (1873) - collectie Ed Schilders

 

Het is onwaarschijnlijk dat Van Meurs de auteur is van deze tekst. Een oudere gedrukte bron heb ik echter tot nu toe niet kunnen vinden.

Een notenschrift van de melodie heb ik niet kunnen vinden. Toch is ‘Levi Zadok’ een populaire melodie gebleven, waarop tot in de 20ste eeuw familiefeestliedjes gezongen werden.


 

Aanvulling 12 april 2007

Op de website van veilinghuis Bubb Kuyper (www.bubbkuyper.com) vond ik twee nummers die in de afgelopen jaren aldaar geveild zijn en die betrekking hebben op Levi Zadok. Ze tonen aan dat Levi Zadok in de 19e eeuw een type geweest is dat in de humor over joden bekend was (vergelijk Sam en Moos in de 20ste eeuw). Het eerste dateert uit 1855:

"Dood-Berigt van Levie Mozes Zadok. Amsterdamschen Jood, Vrijwilliger bij het Fransche Leger, aan zijnen moeder Mozes Samuel Zadok, Geb. Sara Rachel Nabor, in de Batavierstraat te Amsterdam. Geschreven uit het legerkamp door zijnen Vriend Simeon Issaschar Nabaros, Vroeger Infanterist bij het Engelsche, thans bij het Fransche Leger, voor Sebastopol, (letterlijk overgedrukt)." Broadside in the form of a large letter, 55x46,5 cm., letterpress text in Jewish accent on recto, title and adress and "Porto 10 Cents" on verso, Amst., B.P. van Cittert, n.d. (1855), 5th ed., folded 5 times.
- Weak and occas. torn on/ near folds.
= Very nice and extensive satirical fake death-announcement to "Memmele Zadok!", according to the title literally after a manuscript original. "As hik zoo vhrij bin, om ihwe een paar lettheren te kommen te ghaan schrijven; over iwes Seen; daar ie dat eiges niet khan kommen staan te doen. Iwes zal zheker kommen staan te khijken, as iwe van een vreemde thijding khrijg, daar ie iwe pas geschrewen het, maar ik zal iwe zegghen hoe as 't komt dat ie dat niet kan kommen staan te doen; voor een phaar dhagen gheleden heb ik zen bheeltenis kommen sthaan te maken, thoen het ie me ghevraagd! "Simon 't khon wel gheberen as ze me khapot kommen te skieten, skrijf jij 't dan an me Memmele," maar 't is nogg zoo vher niet. Nou mot iwe wheten, as ik 't op me ghenomen het, omdat we nogh ouwe khennisse zijn, thoen ik jonk was binnen we mit me khaar kommen te ghaan spelen, en ebben massematte ghemaakt."

 

Het tweede is van 1890:

[Judaica and hebraica]. Samenspraak tusschen Levie Mozes Zadok, Jr. en Izaäk Nathan Sjammele, over den schouwburgbrand te Amsterdam. Zeer geschikt ter opvoering op partijen, bruiloften en in gezellige kringen. Amst., Gebr. Koster, 1890, 16p., orig. wr., sm. 8vo.
= An amusing stagepiece mocking the Dutch jewish accent.


Aanvulling 12 juni 2007

In 1868 (opgave van Picarta) verscheen van Rijm en Zang een editie met als ondertitel 'Twee dozijn luimige stukjes'. In tegenstelling tot de hierboven genoemde uitgave van de bundel (1873) is de tekening van Zadok nu opgenomen op de titelpagina:

In deze editie uit 1868 is ook het notenschrift van elk lied opgenomen:

(Ed Schilders)

Aanvulling 12 februari 2008 door Johan Morris

Levis Sadoc werd gezongen op dezelfde melodie als die van 'Docter Isambart' - 'Dokter Eisenbarth'.