INHOUD E.S.
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

PRINT PAGINA

Hieronder: J.J. Doodkorte:

 

Ed Schilders - Gevaarlijke dieren

 

Vorige week besprak ik het boekje Jeugd en lectuur (1922) van de katholieke pedagoog J.J. Doodkorte, uitgegeven in de Pedagogische brochuren-reeks onder redactie van de Tilburgs-Goirlese frater Rombouts (voor meer gegevens over deze veelschrijver zie De Paap van Gramschap van Ronald Peeters).

Doodkorte was tegen ‘neutrale’ lectuur, kinder- en jeugdboeken zonder duidelijk katholiek standpunt. Een voorbeeld van dergelijke verderfelijke literatuur vond Doodkorte in het populaire, en tot dan toe onverdachte, Alleen op de wereld, van Hector Malot. Niet alleen was dit boek te neutraal, de dieren die daarin een rol speelden (denk aan de aap Joli-Coeur) hadden volgens de pedagoog ook al te menselijke trekjes gekregen.

In deze aflevering wil ik een aantal voorbeelden de revue laten passeren waaruit mag blijken dat Doodkorte niet de enige was die de dieren in de literatuur met argwaan gadesloeg en beoordeelde. Het betreft zonder uitzondering boekbesprekingen uit katholieke recensietijdschriften als Boekenschouw en Boekengids. We beginnen met twee recensies uit 1923, beide duidelijk onder invloed van Doodkorte’s brochure.

Steur

En wel het boek Sturley van een zekere Custot. Het gaat over:

...het leven van een steur. Ook het liefdeleven, en in het algemeen het zieleleven van dezen visch, en de verwachtingen der reïncarnatie. De schrijver heeft talent, dat beter besteed ware aan een minder mal geval. (1923)

Wolf

Shasta, het wolvenkind van Olof Baker, een van de vroegste populair geworden volksromans over het door dieren opgevoede kind:

Shasta ontvangt een dierlijke opvoeding en bevindt er zich wel bij. Het gevaar van deze boeken, indien zij niet als sprookjes worden gelezen, is: dat de grenzen tusschen het redelijke en onredelijke te veel worden verdoezeld. (1923)

Bambi

En Felix Saltens Bambi is:

Een leerzaam, vlot geschreven werk, waartegen we slechts deze eene bedenking hebben: dat die dieren zulke menschelijke trekken vertoonen! (1924)

Katholieke critici hadden niet alleen problemen met de intelligentie van sommige dieren maar ook met de instandhouding van het ras. Vooral als het honden betreft.

Honden

Over Jan, de zoon van Finn, door A.J. Dawson:

Dit hondenboek heeft veel moois, maar... men denke er toch aan dat de sexueele relaties van Finn, zooals zij hier worden beschreven, een heel verkeerden indruk kunnen maken op de jongeren. (1926)

Maar als in Wilhelm Von Schmidts De vlucht tot de hulpeloozen het baasje wordt geplaagd door ‘de verzoeking tot overspel', wordt het toegejuicht dat de hond deze aanvechting tot instandhouding nog net op tijd weet te verhinderen, een nobele daad die wij met twee citaten honoreren:

Och, men kan alles overdrijven, ook de bewondering der hondentrouw [...] De verzoeking tot overspel, alleen verhinderd door een hond, van bladzijde 78 tot 96 verhaald, kan zinneprikkelend werken. (1924)

En:

De titel wil hier zeggen dat de verwarde mensch bij de dieren zijn troost gaat zoeken. Het is een eigenaardig boek, een mensch- en dierengeschiedenis. Er komen wel aardige beschrijvingen in voor [...] maar ook een te wijd uitgesponnen aanvechting tot echtbreuk (die bladzijden zijn héél zwoel) die door een hond voorkomen wordt. Verwarrend voor gedachten en zinnen. (1926)

Over Breed, de gele Wolf, van Hall Evarts:

Voor de jeugd niet geschikt om de herhaalde toespelingen op het geslachtsleven der dieren. (1926)

Maar ook de andere dieren konden een gevaarlijk voorbeeld geven. Doodkorte’s theorie werd al snel vergeten, maar de waakzaamheid met betrekking tot de voorplanting bleef.

Insekt

Konrad Günthers Het leven der insekten is `van de goede soort', maar:

Niet-voorgelichte kinderen geven men het boek niet in handen. (1938)

Paard

Ongebreideld, van David Grew:

De mooi vertelde geschiedenis van een wild paard, dat wordt gevangen, doch de vrijheid weer terugwint. Hier en daar wat al te redelijk voor een dier. Ook het seksleven wordt aangeduid; dus geen jongensboek. (1924)

Vissen

Over Avonturen op den veenplas, door F.J. Hoffman:

Dit boek over vancantiepret, varen, visschen, en aquariumverzorging is klaarblijkelijk geschreven om vertellend te doceeren. Wij vestigen de aandacht van ouders en onderwijzers op pagina 85 tot 87, waar haarfijne bijzonderheden worden gegeven over de voortplanting van sommige visschen. 't Is werkelijk zeer belangrijk om de biologische bijzonderheden, maar men moet weten of de jongens daar aan toe zijn. (1928)

Vogels

Over Vogels van weide en rietland:

Jammer vinden wij het dat door al te frequente en nogal diep gaande observaties der voortplantingsbiologie wij dit boekje voor jeugdeigen niet geschikt achten. (1937)

Zoogdieren

Over Het dier in zijn wereld van dr. H.C. Redeke:

Een wijsgerige ondergrond [...] ontbreekt nagenoeg geheel. Wegens de bespreking van voorplanting en ontwikkeling der dieren (bij zoogdieren met feitelijke fouten) geve men het niet in handen van kinderen. (1938)

Ne de Tweede Wereldoorlog komt het verbod op voortplantende dieren niet meer voor in de katholieke recensies.