INHOUD E.S.
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

PRINT PAGINA
 

Ed Schilders

Bloemen

Een dame en een heer. Een gezellig ingerichte huiskamer. De heer geeft de dame een pakje. Zij verwijdert de krullende strik, en maakt voorzichtig het cadeaupapier los.

"Ach, wat leuk."

"Vind je ze leuk?"

"Bloemen! Hoe kom je daar nou aan?"

"In België gekocht."

"Maar dat had toch helemaal niet gehoeven."

"Als je ze maar leuk vindt."

"Heel apart, boekjes in bloemenstofjes. Nog nooit gezien."

Ze bekijkt de drie boekjes, waarvan de banden overtrokken zijn met stoffen die met bloemenmotieven bedrukt zijn. Op de rug is een stukje leder geplakt waarop in het Frans de titel en auteursnaam in gouden lettertjes gedrukt staan. In stilte leest ze die: De echtgenoot van Simone van Champol, De kerk, door Godefroid 

Kurth, en Het gehucht van Onze-lieve-vrouw van pater Martial Lekeux.

Dan laat ze haar vingertoppen over de stof glijden en zegt ze, bijvoorbeeld: "Héél leuk."

 

Doek.

 

Ik sta in een Belgisch antiquariaat voor een plankje met een vijftiental "bloemenboekjes' als deze scène zich begint af te spelen. Het brengt me ernstig aan het twijfelen. Ze zien er mooi uit in hun stofjes, en ze voelen heel prettig aan. Maar die titels, en die auteurs. Nog geen vijftig jaar geleden geschreven en al honderd jaar vergeten. En dat geldt voor het hele rijtje. Zijn ze daarop geselecteerd door een handige boekverkoper? Onverkoopbare boekjes verkoopbaar maken? De nieuwe salontafelboekjes? Accessoires voor een VT-wonen-interieur? En kun je zoiets kopen zonder je te schamen? Mag je dat een boek aandoen? Als het nou De naam van de roos was, of Een roos voor Emily, of De roos van Dekama, of desnoods Een roos van vlees, maar nee, dit is Het gehucht van pater Lekeux, een franciscaan die zijn boekje schreef om een calvarieberg te kunnen bekostigen, en die het opdroeg aan "Monseigneur Keufgens, ter nagedachtenis aan zijn schone baard, zijn fiets en zijn enorme zelfverloochening". Toemaar.

Het toneelstukje kan dus ook anders eindigen, erger. Ze zou kunnen zeggen: "Ik hoef ze toch niet te lezen, hè?" Met een lachje, dat wel; maar ondertussen.

Misschien dat ik daardoor, door dat vermoeden van schaamrood, op het idee kwam om ze niet voor mezelf te kopen maar voor haar. Want ik weet dat ze dit een leuk cadeautje zal vinden. Aan een vorig cadeautje, meegebracht uit een boekwinkel in Oxford, The Language of Flowers, zie ik haar soms ruiken. Het is een uitgave van zeep- en geurfabrikant Penhaligon, en alle pagina's ruiken

naar zijn merk "Violetta". Er staan citaten en gedichten in over bloemen, en heel veel mooie prenten. Prachtige boekjes zijn het, de geurboeken van Penhaligon, zoals alleen de Engelsen boeken kunnen kweken. Dus misschien zal ik haar dan af en toe zien terwijl ze het boekje van pater Lekeux betast. Kunnen pater en boek zich een beter nabestaan wensen?

Venus zat in bad, en in het water lagen geurige witte rozen. Toen kwam Jupiter zonder te kloppen de badkamer binnen, en het schaamrood kleurde Venus' wangen zo rood, dat alle witte rozen van de weeromstuit rood werden. En zo ontstond de rode roos. Zo'n verhaal kun je lezen als mythe, maar ook als een oud voorbeeld van interieurdesign: het kleurt allemaal zo fijn bij elkaar.

Het allerergste zou dus zijn als ze, tot slot van ons toneelstukje, zou zeggen: "Ze passen heel goed bij de gordijnen."

Toch kocht ik ze.

Bij de kassa doet de dame van de winkel er nog een schepje bovenop. "Dat is zeker voor de schoonheid van het boek?" zegt ze. Pour la beauté du livre. Met een glimlach, dat wel.

Ik lach ook. Want ik ga doen wat Champol, Lekeux, en Godefroid Kurth al in geen jaren meer is overkomen. Ik ga ze cadeau geven, en dan ga ik ze zelf lezen.