CUBRA
INHOUD E.S.
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

PRINT PAGINA
 

Ed Schilders

Eduard Elias - Een heer van stand en de Sint

Eduard Elias (Eindhoven [Strijp] 1900 - Delft 1967) was in zijn tijd een alom bewonderd columnist. Zijn gehele journalistieke leven heeft hij stukjes geschreven voor vooral Haagse dagbladen. Hij deed dat onder eigen naam, maar ook onder vele pseudoniemen, zoals Praetvaer, Edouard Bouquin, Hendrik Hagenaar, en Flaneur. Zijn werk werd regelmatig gebundeld, maar na zijn dood is het snel in vergetelheid geraakt en voer voor fijnproevers geworden. Elias was het prototype van de Heer van Stand die met een welwillend oog het menselijk bedrijf gadesloeg en er commentaar op gaf. Simon Carmiggelt, Godfried Bomans en Henri Knap behoorden tot zijn onvoorwaardelijke bewonderaars. Ter gelegenheid van Sinterklaas 2004 volgt hieronder een 'Klazologische' bespiegeling, oorspronkelijk opgenomen in de bundel Hendrik Hagenaars Hoek, gebundelde stukjes uit de krant Het Vaderland. Het portret is afkomstig uit de verzameling 40 Jaar Cursief, verschenen na zijn dood; de tekenaar wordt daarin niet genoemd. Links een vignet uit de bundel Praetvaeria, door Jo Spier.


Eduard Elias

 

GODFRIED BOMANS, die wij gerust de grootmeester der Klazologie mogen noemen, heeft onlangs een fel en meewarig licht doen vallen op een der tragische aspecten van de persoon Sinterklaas. Hij deelde mede dat de Goedheiligman uiteraard de enige mens is die met zekerheid kan zeggen dat hij nooit iets in zijn schoen zal vinden, doch dat hij - om onverklaarbare reden -toch iedere morgen gaat kijken. Hij hoopt, de oude man, dat er toch eens een wonder zal geschieden en dat hij ook in zijn schoen nog eens een verrassing zal vinden. Op het grote gezag van Bomans dient men dit geval van schizophrenie te aanvaarden. Het is een meelijwekkend geval, dat overduidelijk aantoont dat de man, die zo talloos velen gelukkig maakt, zelf het volmaakte geluk niet vinden kan.

Het is trouwens eigenlijk géén baan; al dat telgaan over moeilijke daken moet voor een oude man een uiterst vermoeiend werkje zijn, dat de oude heer niet in de koude kleren gaat zitten. Laten wij hem er dubbel dankbaar voor zijn, dat hij telken jare weer bereid is het te doen.

Deze dankbaarheid dwingt mij er toe geen spelbreker te zijn en ieder jaar weer mee te doen, al gaat het mij langzamerhand wel een beetje de keel uithangen. Eerlijk gezegd heb ik niet de ware zielevreugde meer aan het feest, temeer omdat mijn uitgaven de inkomsten in steeds pijnlijker mate gaan overtreffen. Het vorig jaar heb ik voor ruim f 150 aan geschenkjes gestrooid en het enige dat ik gekregen heb was een (kunstzijden) das, die ik maximaal op f 4,50 schatte. Ik heb haar bovendien nooit gedragen, want zij is bruin met een oranje werkje, een kleurencombinatie die niet met de fraaie, matte, natuurzuivere tint van mijn huid harmonieert.

Niettemin ga ik er - juist terwille van de oude heer-- mee voort via hem allerlei lieve mensen met smaakvolle geschenkjes te verblijden. Ik pleeg een lijst te maken van vrienden, vriendinnen en kennissen die voor een verrassing in aanmerking komen; ik stel het bedrag vast dat ik mij kan veroorloven te besteden, ik deel beide cijfers door 3 en dan ga ik mijn keuze doen. Van de overblijvend tweederden van het beschikbare bedrag schenk ik mij zeIf een reisje naar Parijs. Zo komt iedereen aan zijn trekken en zit ik in een Parijs café instede van in een vaderlandse huiskamer met opgetogen mensen. De stilte en de ingetogenheid zijn mij lief.

Vroeger was dat anders en behoorde ik tot de meest opgetogenen. Maar dat is een tijd geleden. Bij het groeien der jaren is mijn geestdrift voor kreupelrijmen verminderd en met de beste wil van de wereld kan ik niet meer in geestdrift geraken voor sjokolade-letters en marsepeinen beesten. Het is afschuwelijk het te moeten erkennen, maar ik ben blasé geworden.

Men kan aan de opgetogenheid van kinderen zijn vreugde beleven; maar hoe ouder ge wordt hoe minder kinderen in uw omgeving verkeren en aan de verrukking om een stukje .sjokola door reumatische grijsaards ten beste gegeven, kan ik niet geloven.

De heerlijke argeloosheid der jeugd is mij ontvallen. Niettemin blijf ik meedoen. Om de bisschop niet in de steek te laten en om puur goed te doen.

Voor mijzelf heb ik niets nodig.

Zo ben ik nu eenmaal.

Het is in alle bescheidenheid gezegd.