vignetenkleur.jpg (4514 bytes)

INHOUD

VOLGENDE

VORIGE

thvingers.jpg (2284 bytes)

AFBEELDING

vignetc.jpg (2292 bytes)

HEMEL & AARDE

door ED SCHILDERS

logo.jpg (12658 bytes)

Het Maken van Boeken
Woort - Patroon - Hand - Modern - Geheim - Claeus - Missie


Twaalf eeuwen lang hebben kunstenaars God niet anders kunnen of willen afbeelden dan door een hand. Een hand uit de wolken, een hand met de stralenbundel der genade, een hand met de pijlen van de toorn, een hand met opgestoken wijs- en middelvinger ten teken van Zijn zegen. De keuze van de hand als zinnebeeld voor de godheid was niet toevallig. In het Oude Testament wordt de almacht van God regelmatig verwezenlijkt door de werkzaamheid van Zijn hand. Bijvoorbeeld: vanuit de wolken reikt Zijn hand Mozes de tafelen met de Tien Geboden aan, een kort boek, waarvan de eerste druk door Mozes al vrij snel in gruzelementen is gegooid, maar daarom nog niet te onderschatten.

Een andere verbeelding van God is die van het Woord, en woorden, dat weten we, worden pas sinds kort vermenigvuldigd door de drukpers; sinds ongeveer 1450 namelijk. Daarvóór werden woorden gereproduceerd door handen. Dat kan geen toeval zijn. In het schrijven, dat in de middeleeuwen ook overschrijven betekent, komen de twee belangrijkste voorstellingen van God dus samen: de hand en het woord.

In middeleeuwse, met de hand geschreven boeken zijn soms voorstellingen te zien die beide handen combineren. Westwood beeldt bijvoorbeeld in The Art of Illuminated Manuscripts een titelpagina af van een Armeens Evangelie van Lukas, waarop we Gods hand, en alleen zijn hand, in de hoek rechtsboven zien, met twee uitgestoken vingers wijzend naar de apostel Lukas. Lukas heft de linkerhand op alsof hij wil zeggen "niet zo vlug dicteren alstUblieft", en met de rechter wijs- en middelvinger wijst hij op zijn beurt naar een monnik die met een stilus het dictaat in een wassen tafel schrijft. Opvallend is dat niet alleen Lukas als heilige wordt voorgesteld, maar ook die anonieme monnik-schrijver.

In manuscripten van latere datum zien we dat God een duif in de hand houdt, het zinnebeeld van de Heilige Geest, en dat die duif soms met zijn snaveltje in het oor van een heilige schrijver fluistert. De twee uitgestoken vingers betekenen in die tijd steeds: ik dicteer, luister aandachtig, en schrijf. En de monnik schrijft, want schrijven met de hand was het doorgeven van heilige woorden.

Schrijven betekende: een staat van genade bereiken; de (over)schrijver van heilige teksten kon rekenen op een plaatsje in de hemel. Veel overschrijvers hebben hun werk besloten met een persoonlijke noot. Dat ze door hun werk de eeuwige rust hopen te bereiken, dat iedere letter die ze schreven de vergeving mocht zijn van een van hun zonden, dat hun letterkundige arbeid hen een plaatsje zou geven in "Het boek van het leven".

En hun bede werd verhoord, want andere boeken van andere schrijvers hebben verhaald hoe het deze eenvoudige schrijvers is vergaan, inclusief hun handen. Caesarius van Heisterbach vertelt hoe hij een monnik heeft gekend in het klooster van Arinsburgh. Hij heette Richard en was afschrijver ("scriptor quidam erat Richardus nomine"). Richard stierf, werd met groot eerbetoon begraven, en toen na 20 jaar zijn graf geopend werd, bleek zijn lichaam geheel vergaan op de rechterhand na (manus ejus dextera), die volledig en levendig ("integra et vivida") in de tombe werd aangetroffen.

De monnik Radulf schreef aan het eind van zijn boek: "Zoveel letters, zoveel regels, en zoveel punten als er in dit boek staan, zoveel zonden zijn mij nu reeds vergeven." Drie vingers van de Schotse schrijfmonnik Marianus, die links was, straalden licht uit, zodat hij ook na zonsondergang kon doorschrijven.

De meest complete legende is die van Theodoric, de abt van het klooster in Couche en in zijn dagen een beroemd calligraaf. Hij was chef van een kloosterzetterij: onder zijn gezag schreven monniken vele heilige boeken af. Theodoric deed ook aan kwaliteitscontrole, en hij hield functioneringsgesprekken met zijn kopiïsten. Hij deelde wat straf uit als ze een boek hadden laten vallen, hij wees hen op hun fouten, en altijd herinnerde hij eraan dat het overschrijven van heilige boeken regelrecht tot het Paradijs leidde, de beste pensioenregeling die je in die tijd kon hebben. Ging het echt slecht met zijn kopiïst, dan vertelde Theodoric een legende.

"Ik heb ooit een afschrijver gekend," zei hij dan, "die in zonde leefde voordat hij bij mij in dienst kwam. Hij had zijn leven gebeterd en was als afschrijver zo grondig te werk gegaan dat hij aan de inspanningen overleden was. De duivel verscheen en begon de ziel van de dode op te eisen door al zijn zonden in herinnering te brengen. Toen, bewaar me, verscheen Maria, en die maakte een rekensommetje. Voor iedere zonde telde zij een letter die door de monnik was overgeschreven uit de heilige boeken. Uiteindelijk sloeg de balans door in zijn voordeel: hij had één heilige letter meer geschreven dan hij veile zonden bedreven had." Una sola littera numerum peccatorum excessit.

De schrijver van de Codex Gigas had zich voorgenomen om in één nacht het grootste boek ter wereld te schrijven. Om middernacht merkte hij dat dat alleen zou lukken met behulp van Satan. Hij verkocht zijn boek aan de duivel, maar niet zijn ziel, en toen de duivel hem op zijn sterfbed kwam opeisen voor het hellevuur, kwam Maria hem te hulp: de monnik ging regelrecht naar de hemel.

Wie het niet gelooft, bekijke een afbeelding in de inderdaad gigantische Codex Gigas - bijna een meter hoog. Daarin is een volledige pagina gereserveerd voor een kleurrijke afbeelding van de duivel. Hij heeft acht vingers, en alle acht steekt hij omhoog. Uit wanhoop.



AFBEELDING

Uit: O.J. Westwood, The Art of Illuminated Manuscripts. London, Bracken Books, 1988. reprint van Westwood's Paleographia Sacra Pictoria, 1843-1845.

vingers.jpg (46033 bytes)

Terug naar tekst

vigneta.jpg (3816 bytes)