INHOUD VAN SCHILT
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
SPECIAAL


Print deze pagina

ELIE VAN SCHILT

Mijn jeugd (1999)


Over enkele dagen is deze eeuw verleden tijd, maar het is wel de eeuw waarin wij geleefd, beleefd en ondergaan hebben.

Van de nu komende eeuw zullen we misschien ook nog wat jaren mogen genieten, maar onze eeuw is over.

Probeer ik terug te gaan in de tijd, dan wordt ik als kind weer wakker, door het geluid van het kachelrooster dat door mijn moeder wordt omgedraaid, ik hoor het geknisper van krantenpapier en het gekraak van kachelhout dat nog fijner wordt gebroken, ook de geur van petroleum dringt vaag tot mijn bed door.

Als ik dan Pa op hoor hoesten, na een trek aan zijn eerste sjekkie, is dat voor mij het sein om op te staan.

Net als iedere morgen moppert mijn moeder ' had nog lekker in je bed gebleven ' maar mijn emaille kroesje staat al klaar, thee met suiker en veel melk.

De zondag was bestemd voor bezoek aan Opoe en Opa van moeders kant, dat was een uur lopen om er te komen, maar dat had ik er graag voor over, want we gingen met de bus terug en die rit maakte voor mij alles goed, het kaartje werd zorgvuldig bewaard om de volgende dag op school te laten zien dat je in de bus had gezeten.

Mijn Opa had een lappen winkel, door de week ging hij met een grote mand voor op zijn transportfiets bij de boeren op bezoek en verkocht daar zijn lappen stof en dat gebeurde toen nog per el.

Bij mijn Opa was nog geen elektra en ook geen waterleiding. Als je binnen kwam dan werd de kamer met een blauwe tegelvloer gedomineerd door de plattebuiskachel en een kachelpijp die langs het plafond door de kamer liep en ook behoorlijk veel warmte afgaf.

Boven de tafel hing een petroleumlamp met een pit die regelmatig geknipt moest worden anders ging hij blaken.

In de keuken stond altijd een emmer putwater met daarbij een pollepel, die gebruikt werd als je moest drinken.

De WC. bij ons de plee genaamd stond in de tuin en als kind vond ik het best een angstig avontuur om daar 's avonds als het donker was een boodschap te gaan doen.

Mijn Opa had ook bijen, wel een stuk of tien korven, een varken, kippen en konijnen, daarbij een heel grote tuin waar aardappelen en groenten werden geteeld.

In de kelder was een gemetselde kuip, daar werd het varken ingestopt na de slacht en gepekeld, dus in die goede ouwe tijd waren de mensen niet afhankelijk van supermarkt maar zorgde zelf grotendeels voor de wintervoorraad.

Kwam ik bij Opa op zolder dan lagen daar rekken met winterappels en peren, er hingen draden met gedroogde appeltjes, verder hing er nog ham en spek, gerookte worst.

Kwam men in de kelder dan stond daar een Keulse pot met eigen gemaakte zuurkool, verder waren er nog inmaakpotten met allerlei soorten groenten, vlees en ook zoetigheden als appelmoes en peertjes op sap.

Ook de drank als boerenjongens, advocaat en bessenjenever was meestal eigen fabrikaat en vaak beter van smaak als wat tegenwoordig bij de slijter wordt verkocht.

In de tuin lag meestal een kuil met winteraardappels, goed afgedekt met stro en daar weer zand over, verder stond er nog een stapel brandhout, voldoende om de winter door te komen.

Maar ook voor het vee werd gezorgd, stro en hooi lag er op voorraad en ook weer ingekuild een parteitje winterpeen of knollen voor de konijnen.

Wat ik warempel zou vergeten was sik de geit die voor de dagelijkse hoeveelheid melk zorg droeg.

Verder had mijn Opa nog een stuk bos waar hij ging jagen met zijn dubbelloops jachtgeweer, terwijl de zomer ook nog vaak benut werd om wat vis te verschalken uit een ven bij hem in de buurt

Mijn Pa textielarbeider maar in die tijd toch in het rijke bezit van een fiets, waarvoor belasting moest worden betaald, met als bewijs aan het stuur een messing fietsplaatje dat je kreeg als er betaald was.

Werkloze kregen dat ding gratis maar dan werd er wel een gat in geponst, zodat iedereen kon zien, deze man is werkloos.

Pa had nog een carbidlantaarn op zijn fiets, een paar korrels carbid in een tankje en daar druppelde dan water op, dit veroorzaakte gasvorming dat werd aangestoken, dus letterlijk en figuurlijk een brandende lantaarn op de fiets.

Raakte het water onderweg op dan werd vaak gebruik gemaakt van de natuurlijke hulpmiddelen, dus een straaltje urine in het tankje en het lampje brandde verder.

De outfit die wij droegen op weg naar school kon niet altijd mijn goedkeuring wegdragen, hoge veterschoenen of klompen, in de winter lange zwarte kousen met daarover een korte manchesterbroek. Ja we droegen ook jarretelles, die lange kousen moesten tenslotte omhoog blijven.

De wasbeurt een keer per week in de teil en gelijk schoon ondergoed, hierbij opgemerkt dat wij nog als proper ter boek stonden.

Wat me ook nog steeds bij is gebleven, een keer in de week dronken we koffie en dat was voor ons op Zondagmorgen, dan gingen we eerst naar de kerk, bij terugkeer ging de pan op het vuur en werd er spek gebakken en ook koffie gezet, de pan met gebakken spek werd midden op tafel gezet en dan was het soppen en spek eten, wat werd nagespoeld met koffie.

In die tijd beschouwde we dat als een godenmaal.

Op Zaterdagavond hadden we ook een speciaal gerecht, dat waren kaantjes,mijn moeder bakte dan reuzel uit dat normaal als boter op het brood werd gesmeerd, als de reuzel was uitgebakken bleven er kaantjes over en dat was het speciale gerecht van Zaterdagavond.

Wij hadden ook ieder een eigen taak, de een hakte aanmaakhoutjes, de ander moest op pad om voer voor de konijnen, er moesten ook boodschappen worden gedaan, er waren geen vriezers of koelkasten, dus moest je dagelijks naar de slager en kruidenier of groenteboer.

Mijn zus had ook een zware taak die mocht sokken stoppen, waar je heus niet min over mag denken, want er zaten ooit gaten in zo groot als een hiel.

Wij woonden in een bosrijke omgeving en als het goed weer was trokken we op Zondag de bossen in, Pa, moeder en de kinderen, er werd brood meegenomen, de nodige flessen met koude thee en ranja en een aantal jute zakken.

Want het was wel de bedoeling dat we eerst een paar zakken met dennenappels raapte voor wij als kinderen in de zandverstuiving mochten gaan spelen en graven, de dennenappels waren weer nodig als aanmaak voor de kachel 's winters.

Ook werd er dood hout verzamelt en mee genomen naar huis, dat werd weer benut om buiten op een veldkacheltje de was in een ketel aan de kook te brengen.

Wij waren thuis ook in het bezit van een radio, dat wil zeggen een ontvanger, dat noemden ze toen radiodistributie.

Drie kanalen had ons toestel en het was vaak druk op Zondagmiddag bij ons in huis, dan was Han Hollander bezig met zijn verslag over het voetballen of er stond een hoorspel op van Oom Keessie, wij als kinderen konden dan het beste uit de buurt blijven, want er mocht niet gepraat worden.

In mijn gedachten is mijn kindertijd abrupt afgebroken op 10 Mei 1940.

Het was oorlog, je keek bij ons zo over de akkers heel ver weg, daar zag ik de Duitse jagers omlaag duiken en het vuur openen op de Franse troepen die via de Bredascheweg aan het terugtrekken waren naar België, eerst de dag daarna konden we gaan zien wat het resultaat was van deze luchtaanval.

Dat was mijn eerste confrontatie met de oorlog, toen zag ik voor het eerst mijn Pa huilen bij de lijken van een paar Franse soldaten, dit beeld is mij nog steeds bij gebleven.

Och het waren zomaar mijmeringen, dat krijg je als je oud wordt.