Brabants Licht - uit de papieren harem
van Ad Willemen (2) - 20 foto's

Wij vervolgen onze ontdekkingsreis door de papieren harem van Ad Willemen met 20 prentbriefkaarten die tot zijn kerncollectie horen. Ze dragen allemaal de naam van Edmond Fortier, een Fransman die aan het begin van de 20e eeuw actief was als fotograaf in westelijk Afrika. Diens originele prentbriefkaarten zijn zeer geliefd bij verzamelaars en er bestaat zelfs een Centre Edmond Fortier dat zich ondermeer ten doel stelt 'om verzamelaars, musea, onderwijs e.a. kennis te laten maken met West Afrika in de periode 1900 tot 1910 via het fotowerk van Edmond Fortier'.

Op de website van dit informatiecentrum staan enkele biografische gegevens. Daaruit het volgende: 'Fortier werd geboren in 1862 in het dorpje Celles sur Plaine in de Vogezen. Hij woonde en werkte al enkele jaren in Saint-Louis (Senegal) voor hij in 1900 naar Dakar vertrok. Hij woonde daar op de hoek van de Boulevard Pinet-Laprade en de Rue Dagorne boven zijn bedrijf met zijn 2 blonde dochters en jongste bediende/ laborant Seydou Traor. Hij was een kleine blonde man met puntbaardje en droeg meestal een tropenhelm, (militair model, met puntje). Hij had een favoriete opmerking: “Le Cantal mon berceau, Dakar mon tombeau!” ofwel: “In Le Cantal stond mijn wieg, In Dakar/Senegal zal mijn graf staan!” Fortier was reiziger, fotograaf en uitgever/fabrikant van prentbriefkaarten,(de belangrijkste van West Afrika). "Travaux et tous genres et par tous procédé's" drukte hij achterop zijn foto's af. Hij was ook fotoverslaggever/begeleider van diverse Franse Ministers bij officiële tochten o.m. naar Benin, Ivoorkust en Guinée’.

‘In de periode 1910 tot aan zijn overlijden in 1928 teert hij op zijn archief van 3.300 foto's van voor 1910, die hij telkens opnieuw gebruikt.(...) Het is niet bekend waarom er na 1910 geen nieuwe opnamen zijn bijgekomen. Fortiers opnamen bieden een fascinerende documentatie van West Afrika in de periode 1900-1910. Hij had als geen ander belangstelling voor het Afrikaanse land en zijn bewoners.'

Dat de Franse koloniaal ook oog had voor het vrouwelijk schoon, moge blijken uit de hierbij gaande selectie. De meeste kaarten zijn onbeschreven. Tot de uitzonderingen hoort een in 1907 verzonden kaart waarop een schaars gekleed meisje uit Senegal staat. Je zou denken: echt zo’n kaart die vrienden elkaar sturen. Maar nee, deze is door een in Senegal verblijvende meneer Delassis gestuurd naar zijn vrouw in Bordeaux. Op de achterkant schrijft hij: ‘Duizend kussen. Ik ben in goede gezondheid en ik denk aan jou. Je man die van  je houdt’. Zou madame niet een klein beetje jaloers geworden zijn?

Joep Eijkens