INHOUD GG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

PRINT PAGINA
REAGEREN
 

G E M M A  G E U X

 

MAN EN PAARD…

 

Deze week sla ik, naïef als altijd, de krant open en zie op de binnenpagina een foto van: een paard.

Ik wilde u hier de bijgaande fototekst laten lezen, en daarom had ik het artikel naast mijn stoel gelegd. (Zoals u weet wordt bij ons thuis niet voortdurend opgeruimd, maar deze krant is gewoonweg

v e r d w e n e n – het is ook nóóit goed… Daarom moet het vandaag maar uit het blote hoofd.)

 

De foto laat een grote kring van vele Irakese mannen zien die zich geschaard hebben om een, bij een aanslag zwaargewond geraakt, paard. Het dier is door zijn benen gezakt maar houdt het hoofd hoog en de ogen zijn geopend. Naast zijn rechter flank verspreidt zich een grote donkere vlek, terwijl hij recht de lens van de camera inkijkt.

(Ik weet niet of het een kleurenfoto was, of een degelijke zwartwitter – of mijn geheugen registreert blijkbaar geen kleur, dus ik neem voor het gemak maar aan – dat er geen kleur is.)

 

En eigenlijk had ik over de foto een ironisch stukje als uw krietiese vurslaggever willen maken, maar ik kan het niet kort genoeg beschrijven.

 

Het heeft ook wat te maken met iets vanuit mijn kindertijd.

Op terugtocht van het wekelijkse bezoek aan Oma, gezellig achterin de Renault 4 van mijn vader en moeder – zitten wij ingepakt in dekens, want het is altijd zó stervenskoud in deze blikken koektrommel. Het is een donkere, koude, regenachtige zondagavond.

(De cadans van betonplaatverbindingen van de doorlopende weg tussen Lage Mierde en Esbeek danst anno 2003 nog steeds onder de billen. Als u nog even terug wilt naar ‘Memory Lane’, dan moet u dié kant eens inrijden...)

Condens vanuit de kindermondjes zet zich vast tegen het glas, waardoor wij niet zoveel zien van wat er buiten aan ons voorbijgaat. Mijn moeder wrijft met een schone lap voortdurend de binnenkant van de voorruit schoon en de ruitenwissers aan de buitenkant maken af en toe piepende schraapgeluiden. De weg is erg donker omdat de route door een dicht sparrenbos voert.

Wij tekenen poppetjes in het zachte watergrijs op de zijramen en vergelijken elkaars handafdrukken.

De vochtdruppels worden daardoor zó zwaar, dat ze van de raampjes af beginnen te lopen.

Door één veeg met de hand, is de wereld ineens weer een stukje groter en kijken we uit op het kletsnatte andere weggedeelte, links naast ons.

 

"GDVRDMM, NIET NAAR L I N K S KIJKEN, N I E T NAAR LINKS KIJKEN!" schreeuwt mijn vader. Volgens een onbeschreven wet draait mijn hoofd als vanzelf naar l i n k s , in een flits:

 

Zie ik - midden op de weg ligt een donker glanzend hijgend dier en uit zijn zij, op de grond, stroomt een stroopachtig zwart, zijn flanken sidderen in de schaduw van gebogen ribben en even verbeeld ik mij dat hij mij aankijkt terwijl zijn neusgaten zich wijd opensperren. Wasemend weerspiegelt zijn adem, reflecterende wolken terugkaatsend van het glimmend natte wegdek.

 

Mijn vader maakt met een ruk aan het stuur een onverwachte korte manoeuvre naar rechts en remt hard in de berm. Meteen is de wereld buiten het autoraampje weer even zwart, als eerst.

"Pappa,…daar… ", wijs ik een stukje terug, "l i g t een heel groot P A A R D ?"

 

Mijn vader vloekt binnensmonds verder en mijn moeder stapt resoluut uit, nadat ze ons gezegd heeft dat wij in de auto moeten blijven. "Pappa, gaat ‘ie nou d o o d?"

Wij willen dat moeder de deken meeneemt voor het paard, het ligt er zo koud en zo nat in de regen.

Volgens mijn vaders geruststellende woorden is de veearts vast al onderweg en heeft een paard geen notie van kou en regen. Naar de bij het ongeluk betrokken personen, heb ik helemaal niet gevraagd. Want dáár werd immers voor gezorgd?

Een ambulance en een politieauto heb ik wel gezien, maar een veearts?

Niet. Nooit.

Wanneer we uiteindelijk de weg naar huis vervolgen, knoop ik de losse flarden van het gesprek tussen mijn ouders aaneen en begrijp dat het paard definitief een plaats in de dierenhemel besproken heeft. Dat de veearts hem straks mechanisch anders een handje, en nog wat meer dan slechts een handje op weg zal helpen, ook.

"Die krijgt een schot door het hoofd," zeggen mijn ouders zacht tegen elkaar, maar wel boven de voorin ronkende motor van de Renault 4 uit.

Allemaal gegevens, die zich in een kind niet bepaald tot een rustgevend beeld vormen.

Ik ken dat ‘door het hoofd schieten’ zoals het bij varkens op de boerderij gaat.

 

Liep ik voorheen voor een hálf ons paardenrookvlees heel graag naar de slager, heel hypocriet, heb ik het hierna nooit meer willen eten.

 

Nu is er op de hele wereld één machtige concentratie van allerlei wapentuig: in Irak.

Ik zie beelden op de televisie van Irakese burgers en buitenlui die wapens hanteren, zoals wij in grote getale eh… aanstekers of zoiets op zak hebben: om een stemmige grote ‘wave’ te kunnen vormen in een stadion of voor iets onbenulligs als het aansteken van een sigaret.

In Irak wordt om de haverklap met privé geweren en privé pistolen geschoten: in de lucht en met even veel enthousiasme, op elkaar –

 

Is er dan niemand, niemand van die manjurken of jurkmannen in de ronde kring die zich om het paard heen gevormd heeft - op de bewuste foto -, niemand, helemaal niemand, geen één?

Niemand, geen van hen die dit dier een kogel door zijn hoofd kan jagen?


Terug naar begin van de pagina

 

Hieronder kunt u uw reactie mailen naar Gemma.
Vul uw naam in:


Geef uw e-mail adres op:


Over welke column gaat het? (datum of onderwerp):


Uw opmerkingen:


 

 

Terug naar begin van de pagina