INHOUD DE CROON
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
BRABANTS
SPECIAAL


Herinneringen  van een jongen uit de Houtstraat in Tilburg

Hoofdstuk 4.

Terug naar de St. Janschool

 

 

Doedelzakmuziek

Ik ging waarschijnlijk meteen alweer naar school, maar ik herinner me daar niks van. Wat ik nog wel weet is dat ik geen noemenswaardige achterstand heb ondervonden van mijn vrij lange schoolvrije periode. Ik kon gewoon weer meedoen met de rest van de klas. Wat ik ook nog weet: er was gebrek aan papier en inkt. Daarom hebben we een tijd leien gebruikt waar we met een griffel op moesten schrijven. Dat leverde vaak koude rillingen op door het akelige gekras en gepiep. Met een spons konden we de leien weer schoonmaken.

 

Een paar maanden later was heel Nederland bevrijd en dat werd ook in Tilburg gevierd. In mei of juni 1945 was er in het Leijpark een grote militaire parade waar ik met onze pa naar toe mocht. Canadezen, Amerikanen, Engelsen, Nederlanders en Polen zullen allemaal wel meegelopen hebben in deze parade, maar in mijn herinnering is er maar één groep die ik hoor en zie. Dat waren de Schotten. Met hun tamboerkorps en doedelzakblazers speelden ze de hele lucht vol met een soort hemelse muziek. De rillingen liepen over mijn lijf toen ik die indrukwekkende mannen voorbij zag marcheren. Trots was hun houding, fier was hun tred, exotisch was hun uniform met de kleurige rokken en de baretten met flosjes er bovenop. En dan die melancholieke en toch opwekkende klanken van die vreemde muziekinstrumenten. Fantastisch vond ik het. Ze speelden Scotland the Brave (die titel heb ik natuurlijk pas later ontdekt) en waarschijnlijk ook Amazing Grace. Waarschijnlijk heeft het hele optreden vrij kort geduurd maar voor mij was het onvergetelijk.

 

Frater Wibertus hypnotiseert

In klas 3 was de klassenonderwijzer frater Wibertus. Dat was een vriendelijke man die beweerde dat hij kon hypnotiseren. Ik herinner me dat hij op een dag voor de kartonnen wand van ons ‘lokaal’ in het magazijn van de firma Meijs - Van Gorp in de Houtstraat stond en over het onderwerp hypnose begon. Ik vond het heel interessant en was benieuwd naar eventuele demonstraties. Hij begon met ons allen onze handen te laten vouwen alsof we gingen bidden. Hij spoorde ons aan onze vingers erg stevig in elkaar te knijpen en ondertussen keek hij ons allemaal om de beurt doordringend aan. Hij zei dat wij op een teken van hem onze handen van elkaar moesten losmaken. We zouden dan ontdekken dat we dat niet konden, beloofde hij. De spanning steeg. Ik deed gehoorzaam wat de frater ons had gevraagd en wachtte op het moment waarop de kracht van de hypnose merkbaar zou worden. De frater telde af: "Een ......., twee ......, drie ... los! " Tot zijn en onze teleurstelling lukte dat bij alle leerlingen. Jammer, hij had dus toch niet de hypnotische gaven die hij zich vermoedelijk zelf had toegedicht. Het was trouwens zo’n aardige onderwijzer dat niemand hem de mislukking kwalijk nam. Een of twee jaar later werd frater Wibertus door zijn congregatie uitgezonden naar Curaçao. Hij poseerde bij die gelegenheid in een witte fratertoog temidden van zijn leerlingen voor een klassefoto.


Schoolreisje in juli 1949. Uiterst links meester Proost. Naast hem frater Emericus. Rechts: meester Govers en frater Wilbertus. Ikzelf: onderste rij uiterst links.

 

Frater Ermericus : competitieleider

In klas 4 kwam ik bij frater Ermericus. In klas 6 zou ik hem weer als onderwijzer hebben. Hij was een man met een klein postuur: hij zal niet veel groter dan 1 m. 65 zijn geweest. Maar het was een onderwijzer met veel talenten. Zijn uitstraling was die van een vitaal, opgewekt iemand met belangstelling voor zijn leerlingen. Wat hem bij de leerlingen van de hele school enorm populair maakte was zijn handbalcompetitie. In het ochtend-speelkwartier waren er bijna elke dag wedstrijden in vakken die met krijt waren aangegeven op de speelplaats. Voor mijn gevoel was die plaats enorm groot. Er stonden lindebomen aan beide lange zijden van het schoolplein en die waren meteen ook geschikte oriëntatiepunten voor de speelvakken. We werden ingedeeld in teams die de namen hadden van voetbalclubs uit Brabant. Natuurlijk Longa en Willem II, maar ik herinner me ook BVV, SET, RKTVV en ZIGO. Hoewel er in mij geen sportman verloren is gegaan, vond ik die handbalwedstrijden bijzonder spannend. Ik keek er echt naar uit. Ik was snel en ik kon tamelijk goed vangen, dus ik was geen blok aan het been in mijn team. De uitslagen werden door frater Ermericus op een groot wit karton genoteerd en voor het raam van klas 7 opgehangen. We hebben daar heel wat voor- en nabeschouwingen ten beste gegeven. Nee, met een man als frater Ermericus verveelde je je niet gauw op school. In de klas zorgde hij voor een goede sfeer. Hij lachte gemakkelijk en kon veel verdragen. Toch was hij veeleisend. Je moest echt je best doen om netjes te schrijven, je sommen keurig op te schrijven enz. Maar hoe weinig of hoeveel er ook geleerd werd in de klas met van die ouderwetse banken met inktpotjes en inktlappen, we hoefden NOOIT huiswerk te maken. Ik heb dat altijd zeer gewaardeerd. Het enige wat we thuis moesten doen was elke week enkele katechismusvragen en antwoorden leren en dat ging me heel gemakkelijk af. Voor de rest moest je in de klas maar goed opletten en dan leerde je heel veel b.v. over de geografie van Nederland en Indië aan de hand van grote blinde kaarten en de geschiedenis van Nederland aan de hand van grote wandplaten.

Frater Ermericus is in Tilburg later nog een heel bekende man geworden als promotor van het onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsproblemen. Men heeft zelfs een LOM-school naar hem genoemd, de Frater Van Gemertschool. Op een regenachtige avond in de jaren 70 is frater Ermericus van Gemert op zijn brommertje aangereden en dodelijk verongelukt, naar ik heb gehoord. Een wel heel droevig levenseinde.

 

Nog meer fraters en meesters

Behalve de al genoemde meester Proost was er nog een meester op de St. Janschool, namelijk meester Govers. Bij hem kwam ik in klas 5. Hij was een jonge kerel, maar in mijn ogen toen toch al oud. Later is hij leraar Duits geworden op de Aloysiusmavo in de Besterd. Hij kon goed vertellen en hij gaf je het gevoel dat leren wel belangrijk was, maar dat er ook nog wel andere dingen zijn in het leven waar je energie in kunt steken. Hij had een laconieke houding die wel verfrissend was in die zwaar-katholieke tijd.

 

In klas 7 zwaaide het hoofd der school de scepter. Dat was frater Wilbertus. Hij was een gedreven geloofsverkondiger die elke schooldag - van maandag tot en met zaterdag - begon met godsdienstles.

Hij gebruikte daar vaak grote wandplaten bij met bijbelse taferelen. Ik herinner me de episode waarin Abraham van God de opdracht krijgt zijn zoon Izaak te gaan offeren. Op de bijbehorende wandplaat zag je een oude man met een bijl op zijn schouder op weg naar een heuveltop en een argeloos jongetje naast hem dat een stapeltje hout meedroeg. Wij wisten dat dit bestemd was voor het offervuur waarop hijzelf geroosterd zou worden, maar dat jongetje wist dat niet. Wat een ongelooflijk gemene opdracht van God was dat. Hoe de frater ook zijn best deed om uit te leggen dat God geen kwaad van zins was, maar alleen Abraham op de proef wilde stellen, het lukte hem niet onze verontwaardiging weg te praten.

 

Natuurlijk gaf frater Wilbertus ook andere lessen. Hij had veel belangstelling voor taal. Hij liet ons gedichten overschrijven zoals De regen, van Adama van Scheltema : Het regent , o wat regent het. Ik hoor het in mijn warme bed, ik hoor de regen zingen.

Hij begon ons in klas 7 nog een totaal ander handschrift aan te leren. Met een kroontjespen moesten we van rechtopstaand schrift dat we eerst hadden geleerd, overschakelen naar schuin lopend schrift. Wat kostte me dat een inspanning. En wee de linkshandigen onder ons. Tijdens de schrijfles liep hij met een liniaal rond om de jongetjes die niet hun goeie hand gebruikten een tik te geven op de ‘verkeerde hand’. Het klinkt nu ongelooflijk maar het werd in die dagen beschouwd als iets dat je overkwam zoals b.v. een regenbui. Ik ben er echter zeker van dat er goede bedoelingen achter de tikken schuil gingen.

 

Aan een klein groepje gaf frater Wilbertus Franse bijles na schooltijd. Het waren de jongens die gingen ‘doorleren’ na de lagere school d.w.z. 2 of 3 jongens die frater wilden worden en ik die naar de mulo zou gaan. Dat ik die keuze kon maken kwam vooral door frater Wilbertus. Hij drong er bij mijn ouders op aan mij die kans te geven. Het was in ons milieu een bijzonder ongewone stap en ik ben mijn ouders - en vooral mijn moeder - nog dankbaar dat ze het advies opgevolgd hebben.

Het Frans was niet veel meer dan Papa fume une pipe. De allereerste stapjes dus naar het verwerven van een vreemde taal. Eenvoudige werkwoordvervoegingen hoorden erbij en de vervoeging van être (zijn) en avoir (hebben). Leuk werk vond ik dat want het ging me goed af. Zo kregen we als oefening een keer ter vervoeging het werkwoord "allumer" ( aansteken). We moesten vertalen: Moeder steekt de lamp aan. Dat wordt natuurlijk: Maman allume la lampe , maar een bijlesgenootje maakte er iets anders van: Maman lume la lampe al. Die zou het nog moeilijk krijgen met de studie.

 

Frater Wilbertus is later naar Kenia gegaan om daar als frater-missionaris te werken. Enkele jaren geleden is hij teruggekomen naar Tilburg en betrekkelijk kort daarna overleden.