INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

St. Willebrordplein - door Anton Eijkens

Het is er niet meer, het Sint Willebrordplein van de twintiger jaren.

Binnen het carré van bomen is het grasveld vol meizoentjes en paardenbloemen verdwenen onder een kale steenvlakte. Waar de bewaarschool van zuster Klaverien stond, verrijst een complex seniorenwoningen: de lagere-meisjesschool van Zuster Lorette is verbrokkeld in een katholieke en een neutrale basisschool; en de lagere-jongensschool van Meester Wagemakers is ondergegaan in een overblijfschooltje.

Alleen de verweerde beelden van Sint-Elisabeth en Sint-Franciscus van sales aan de gevel van de schoolgebouwen herinneren nog aan het rijke roomse leven waarin ik mijn eerste stappen zette.

Van de jongensschool van meester Wagemakers is me juffrouw Schults nog het meest bijgebleven. Ze had een zwaarbehaarde kin, waar ik van rilde als ze me vastpakte. In de tweede klas kreeg ik van haar als beloning voor mijn mooie Paasrapport een groen-gouden plaat, die ik nu nog voor me zie: in een halfduistere kamer zit een jongen ernstig te lezen in de lichtkegel van een koperen hanglamp.

"Dat ben jij", zei juffrouw Schults.

Ik kreeg een kleur toen ik de tekst eronder las: 'De voorbeeldige leerling'.

Juffrouw Schults merkte het en vroeg: "Ben je er niet blij mee?"

"Jawel, juffrouw," zei ik, maar ik hoorde al het hoongelach van mijn oudere broers over de voorbeeldige leerling.

Op het Sint Willebrordplein rolde ik de plaat op en verborg hem onder mijn bloes. Thuis sloop ik zo stil als ik maar kon naar boven en stopte 'De voorbeeldige leerling' op zolder weg in een spleet achter de schoorsteen.

Mijn broers hebben hem nooit gezien.

Juffrouw Smits heeft me leren lezen. Ik kon niet genoeg krijgen van de leesboekjes van het Jongensweeshuis die ze gaf: Puk en Muk, Vlugge Slang en vooral Wilde Roos.

Diep onder de indruk raakte ik van een boekje waarin de zonden als grote, zwarte vlekken waren afgebeeld. In de laatste dagen voor mijn Eerste Heilige Communie paste ik extra goed op voor die zwarte vlekken. En toch ging het op de morgen van de grote dag nog mis. Alleengebleven in de huiskamer, waar het feestelijk ontbijt al klaarstond, pulkte ik een stukje van de krentenmik. Ik was niet meer nuchter! Met loodzware benen liep ik in de rij communicanten naar het altaar. Ik slikte de Heilige Hostie in met stijf toegeknepen ogen, en hoopte maar dat mijn ziel niet al te zwart zou worden.

Gelukkig vergat ik het allemaal in de roes van het communiefeest. Ik had alleen nog maar oog voor de cadeaus die de opa's en oma's, tantes en ooms voor me meebrachten en die ik met een rijk gevoel op de vensterbanken uitstalde. Daar was van alles bij: een porseleinen Jezus en Sint-Janneke, een lammetje met vaantje van suikergoed, sinaasappels met een gulden er ingestoken, een verzilverde rozenkrans, en een indianenpak.

En toen de hele familie aan de borrel op temperatuur was gekomen, deed ik de ronde met de kaart met de zachtmoedige negerkop die ik van pastoor Mannaerts had meegekregen. Voor de arme negertjes in Afrika konden ze een voor een met een speld zijn gezicht kapotprikken: in de wangen en het kroeshaar voor een dubbeltje, in de neus en de oren voor een kwartje, en in de ogen voor een gulden.

De ogen kwamen er het best af.