INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

De Blauwe hoef - door Jasper Mikkers

 

Het aan een eikenstammetje vastleggen van de fiets was de laatste handeling die werd ingegeven door het stadsleven en het daarbij horende wantrouwen. Wie de steile slootkant afdaalde, via een plank het heldere stroompje overstak en onder het prikkeldraad door kroop, kwam in een andere wereld terecht. Voor zijn voeten lag een vruchtbaar, donkergroen weiland waarop koeien en paarden graasden en dat aan twee kanten een meertje omsloot.

De lucht weerspiegelde in het water van het meer en afhankelijk van de wind was het oppervlak glad en helder, of donker en ruw, of zilverig geschubd. Op handdoeken op het gras rustten baders. Naakt. Ze lazen of tuurden over het water. Radio's, honden, windschermen, kinderen, parasols en al het andere ongerief waarmee de stadsmens zijn eenzaamheid stoffeert, ontbraken. Doordat het meer verscholen lag en er hindernissen genomen moesten worden om het te bereiken, bleven de bezoekers ook verschoond van andere plagen als brommerrijdende scholieren, barbecuende bouwvakkers, waterscooters.

Rust. Warmte. Grazend vee. In ondiepe kommen wuifden goudkleurige karpers met hun staart. Zoetwaterschildpadjes knabbelden in de grijsblauwe diepte aan waterplanten, in een kuil lag een enorme barbeel te dromen, voorntjes zogen aan de benen van pootjebaders. Meisjes voeren voorbij in opblaasbare kano's terwijl diepgele zonnestralen langs hun kleine borsten streken. Hengelaars werden met gepaste onvriendelijkheid ontvangen en toonden door snel alweer op te breken, dat ze hun vergissing inzagen.

Wie zich aan het meer ophield, bewoog zich tussen verbod en stilzwijgende toestemming, dus in het gebied waar het paradijs is gelokaliseerd. De god die over dit paradijs heerste, was een vriendelijke boer die beschikte over een uitgebalanceerd gevoel voor goed beheer. Op gewiekste wijze wist hij zijn weiland te behoeden voor overlast voor het vee en schade aan het gras. Door het gras rijkelijk tot aan de meerrand te besproeien met gier en mest, dunde hij het bezoekersaantal regelmatig uit. De ware liefhebber begreep deze vrijwel geniale knipoog.

Werden er zonden bedreven? Werd er van appels gegeten?

Na jaren van genieting doemden er donkere wolken op. Wolken in de vorm van een duikclub die het water had ontdekt en ladingen pupillen aanreed die de bodem omwoelden en de prille onderwaterbegroeiing ernstig beschadigden. In de vorm van getatoeëerde armen en handen die, blikkerend van ringen, kratten bier over het prikkeldraad tilden en herdershonden en hazewinden aan een riem achter zich aan sleurden. Klapstoelen, parasols en andere parafernalia van de hel werden aangevoerd, vuren werden ontstoken, satés gebakken. Tientallen bierblikjes en andere rommel bleven na het festijn in de weide achter.

God krabde zich achter het oor.

Op het eind van een mooie dag liep Hij over zijn weide terwijl Hij het achtergebleven vuil opraapte. Op Zijn weg vond hij twee getatoeëerde dronkelappen die met elkaar slaags waren geraakt. Omdat de een die het onderspit delfde, ernstig letsel dreigde op te lopen, raadde Hij beiden aan het gebakkelei te staken. De beloning die hij voor zijn poging tot vredestichting ontving, waren enkele rake klappen.

Waar Ik de mensen ook hun gang laat gaan, dacht Hij, het loopt altijd op een bende uit. En Hij nam een beslissing.

Het meer werd aan een particulier verkocht.

Sindsdien maakt een brede gracht het water onbereikbaar voor publiek. Wie er toch in slaagt de gracht over te steken, wordt door de politie geverbaliseerd en verjaagd.