INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Cobbenhagenlaan - Jan Verweij

 

Ik hou niet van dikke mensen. Toegegeven, dit is niet zo genuanceerd, maar ik kan er niets aan doen. Bovendien probeer ik dat altijd te verbergen. Maar dat vlézige staat me tegen. Dat teveel, dat óveral. Ik schaar ze oneerbiedig in het rijtje van Chriet Titulaer, auto's van Japanse makelij, bloemkool, reclames voor maandverband en de Hart van Brabantlaan.

Des te opvallender is het dat onze staatssecretaris mevrouw Terpstra mij zo vertedert. Met het lichaam waarmee zij vroeger als een speer door het water schoot, kan zij nu alleen nog maar het bij jongens van veertien zo populaire 'bommetje' spelen. Niet echt een Olympische discipline. Haar lichaam is overal, haar lichaam heeft uitbouwen op alle plaatsen. Geen plekje is niet benut. En toch vertedert ze me. Haar geheim zit in het feit dat ze net doet alsof ze een beetje corpulent is: ze speelt de gezellige dikkerd. Niets verbergt ze in haar gang, in haar zitten, in haar staan. Dat 'doen-alsof' geeft haar een extra dimensie, het verzacht en vertedert. Dubbel is blijkbaar minder dan enkelvoudig.

Recht voor mijn werkkamer aan de Cobbenhagenlaan staat een stoel, een gemetselde stoel van de kunstenaar Dick Fluitsma. Het kunstwerk is van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs (OMO), aangekocht bij de verbouwing van de school. Een ander kunstwerk van dezelfde Fluitsma staat aan de overkant, tegen de Opstandingskerk.

Komend uit het centrum richting KUB, zie je rechts het meubel in het gras staan luieren. Eén poot is over de andere geslagen. De stoel rust ergens tevreden van uit. Een stoel die uitrust, is als een bed dat slaapt, als een bureau dat werkt, als Youp die een puber nadoet. Dat dubbele verzacht en vertedert.

Eén keer per jaar komt er hier op school wel een klas op het idee een foto te maken met alle leerlingen boven op de stoel. De stoel wordt dan wreed gestoord in het dolce farnienteën, moet dan weer gewoon stoel zijn. Een keer per jaar en verder lui zijn als vaste levensopdracht.

Als ik na vele lessen terug in mijn werkkamer een tijdje naar die stoel gekeken heb, ga ik weer gelouterd lesgeven aan een klas vol Youpjes. Dan ga ik weer de leraar spelen, want ik bén geen leraar, welnee: ik ben ook gewoon geboren, ik spéél alleen maar de leraar. Ooit hoop ik nog wel eens een echte leraar te wórden, maar zelfs dan....., ja dan nóg speel ik er een. In de hoop dat het dan later ook verzacht en vertedert, net zoals Erica en de stoel.

Zo is die stoel in al zijn dubbele ijver op moeilijke dagen waarop ik het niet meer zo zie zitten, voor mij een symbool en - vooral - een houvast.

De zusters die deze school stichtten, hadden daar vroeger vast een patroonheilige voor, maar voor mij is hij gewoon de Heilige Stoel, de patroon van de ijver in rust.