INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Veestraat - door Ko de Laat

 

De middenstand sterft langzaam uit hier. Bakker, groenteman en frietboer houden weliswaar stand, maar die voorzien dan ook in primaire levensbehoeften.

Ook het fourniturenwinkeltje op de hoek van de Houtmanstraat blijft zich hardnekkig handhaven. Als hier een buurtwinkel sluit, verandert het pand echter meestal in een woonhuis. Zo ook het roemruchte buurtcafé, vlak bij het fourniturenwinkeltje.

Het moet in die kroeg erg gezellig zijn geweest. Vooral tijdens de kermis, wanneer Dikke Leo er optrad. Dankzij de toen nog niet al te strenge geluidshinderwet konden we vanuit ons huis in de Oerlesestraat meegenieten van liederen over schoorsteenvegers die met hun simmetje door de schoorsteen op en neer gingen, en over pruimen die zo dik en rond waren.

Nu weet ik niet waarom deze kroeg inmiddels gesloten is, maar het verbaast me niks. Een buurtkroeg voorziet immers niet in een primaire levensbehoefte in een straat die van zichzelf één grote buurtkroeg is.

Zittend op vensterbanken of in tuinstoelen naast hun voordeuren brengen de Veestraatbewoners al converserend de dag door. Consumpties kunnen desgewenst uit eigen koelkast worden gerecruteerd. 't Is net 'n onoverdekt praathuis.

De ganse dag worden er mono- en dialogen gehouden die de meest briljante toneelschrijver nog niet verzinnen kan. Ieder maatschappelijk verschijnsel wordt op onnavolgbare wijze besproken.

Zo hoorde ik ooit, in het voorbijgaan, een Veestraat-theorie over drugs : "Kèk, die druks, dès ammòl suggestief. Dès 't zelfde as meej unnen alcoholist. Unnen alcoholist zie overal bisjes. Mar d'r zèn himmel gin bisjes, want dès ammol suggestief. En zô is dè meej die druks ok. Dès suggestief. En daor worre ze mieres van."

Ook herinner ik mij een vensterbankbetoog over kanker. "Kanker, dè heej iederêen. En dè moet ok, want kanker is er om oe lichaom te ontbinde agge dôod zèèt. En de miste meense krèège dieje kanker dan ok pas as ze dôod zèn. Mar ge het ok meense die 't al krèège as ze nog lèève. En dan zèn ze genaaid!"

Minder dramatische zaken worden even makkelijk onder de loep genomen. "...Want bier en pils, daor zit wel degelijk verschil tusse. Witte dè?"

Zo gaat dat maar door. Nieuwbouw rukt op, middenstand sterft uit, maar de Veestraat blijft de Veestraat. De bewoners veranderen immers nooit.

Af en toe sterft er natuurlijk eentje, zoals die oude man met die onwaarschijnlijk schorre stem, die vanaf zijn tuinbankje elke passant begroette met een raspend "Alleeeeeeeeeee....meens."

Het openluchtbuurten met zijn bijbehorende jargon sterft echter niet uit. In de Veestraat gaat dat over van generatie op generatie.

Zo zag ik onlangs twee jeugdige Veestraatbewoners tijdens een uit de hand gelopen potje openluchtbuurten slaags raken met elkaar.

De een ramde hierbij de ander met 'n hockeystick op z'n strot.

De moeder van de kleine onverlaat had vanachter het raam harer woning de vechtpartij gadegeslagen. Ze kwam naar buiten en riep: "Doe nie zo aachterlijk, man. Ge stikt 'm bekaant meej dieje stok!"

Vooral het taalgebruik wordt door de ouders met uiterste zorgvuldigheid op hun kroost overgebracht.