INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Philips Vingboonsstraat - door Charles Vergeer

 

De merkwaardigste lantaarnpaal van Tilburg, kent u die wel? Natuurlijk niet, u loopt er gewoon aan voorbij, misschien wel dagelijks. Misschien staat hij zelfs precies voor uw huis!

Laat ik het maar verklappen, het zal toch niet meteen een doelwit voor massatourisme worden. Geen straathond zal er zelfs één keer minder tegenaan willen piesen.

De winter van het jaar van onze Heer 1982, herinnert u zich die nog? Ik wel, het was een straffe winter en ik was verliefd. Een warm hart in een koude wereld, een wereld waarin het vroor en de sneeuwvlokjes vielen, beschenen door een stille Tilburgse straatlantaarn. Smelt u al, lezer? lieve lezeres? Denkt u dat het mooi gaat worden, dit verhaaltje? Warm menselijk in een overigens kille wereld? Dát zou fijn zijn, maar het is niet zo. De wereld is prozaïscher, dus: terug tot de orde.

Wij waren, ik heb het vorige week al verteld, een verliefd treinstel. Die avond kwam ik, met de laatste trein, uit Amsterdam. En zij werkte bij Pater Poels. Goed werk natuurlijk, maar ongeregeld. De problemen daar vallen niet allemaal onder kantoortijd. Ook nu weer.

Een heer had zich aangemeld met de bondige mededeling: "Ik moet."

"Nood breekt wet", meende medewerker Joske, en hoge nood breekt zelfs alle wetten. Kom binnen dus, het wc-blok is meteen rechts. Maar de man ging meteen links, de trap op en de damesafdeling binnen. Hij moest inderdaad, maar iets anders dan de portier meende. Bij kop en kont gevat, verliet hij het pand weer ijlings, blijkens zijn uitlatingen noch overtuigd van de rechtmatigheid van dit optreden door de hulpverleners, noch willens het bijltje of iets anders erbij neer te leggen. De preciese bewoordingen waarin hij zijn verdere voornemens vervatte, lenen zich niet voor publicatie. Een en ander was wel de reden dat de overdracht aan de nachtdienst niet meteen na aankomst van de laatste trein geschiedde maar tegen de tijd dat de eerste alweer vertrekken ging.

Wat doe je dan, wèl verliefd en ook al gekomen zonder een retourtkaartje te nemen, maar nog niet in het bezit van de huissleutel. Alles heeft zijn tijd... zowel de sleutel als zij die hem draagt, zei de wijze koning Salomo. Hij kon het weten, hij minde voor het aanschijn van de Heer negenhonderd vrouwen. Ik wachtte op één en liep dus niet heen. Kroeg noch kerkportaal zagen me, die nacht, alleen die ene, stille lantaarnpaal. In de sneeuw haalde ik een boek te voorschijn: Inleiding in de verwondering van Cornelis Verhoeven.

Af en toe verscheen een bezorgd gelaat achter een weggeschoven gordijntje: staat die engerd daar nu nog? Wat doet ie? Moeten we de politie bellen?

Maar ik stond daar blijkbaar zo vreedzaam te lezen onder het schijnsel van een lantaarn terwijl de stille sneeuw op ons viel, dat niemand belde maar de verwondering zich zachtjes van de tekst spreidde over het hele tafereel.

In Amsterdam zijn alle bruggen en ook alle lantaarnpalen keurig genummerd. In Tilburg niet. Bij ons hebben ze allemaal een beetje teer rond het voetstuk; Tilburg heeft immers het hondenprobleem opgelost. "Onze jongens dragen sokjes", zei de directeur van het gemeente-energiebedrijf. Dat moet een goedhartig man zijn, die voor zijn palen staat.