De
merkwaardigste lantaarnpaal van Tilburg, kent u die wel? Natuurlijk
niet, u loopt er gewoon aan voorbij, misschien wel dagelijks. Misschien
staat hij zelfs precies voor uw huis!
Laat
ik het maar verklappen, het zal toch niet meteen een doelwit voor
massatourisme worden. Geen straathond zal er zelfs één keer minder
tegenaan willen piesen.
De
winter van het jaar van onze Heer 1982, herinnert u zich die nog? Ik
wel, het was een straffe winter en ik was verliefd. Een warm hart in een
koude wereld, een wereld waarin het vroor en de sneeuwvlokjes vielen,
beschenen door een stille Tilburgse straatlantaarn. Smelt u al, lezer?
lieve lezeres? Denkt u dat het mooi gaat worden, dit verhaaltje? Warm
menselijk in een overigens kille wereld? Dát zou fijn zijn, maar het is
niet zo. De wereld is prozaïscher, dus: terug tot de orde.
Wij
waren, ik heb het vorige week al verteld, een verliefd treinstel. Die
avond kwam ik, met de laatste trein, uit Amsterdam. En zij werkte bij
Pater Poels. Goed werk natuurlijk, maar ongeregeld. De problemen daar
vallen niet allemaal onder kantoortijd. Ook nu weer.
Een
heer had zich aangemeld met de bondige mededeling: "Ik moet."
"Nood
breekt wet", meende medewerker Joske, en hoge nood breekt zelfs
alle wetten. Kom binnen dus, het wc-blok is meteen rechts. Maar de man
ging meteen links, de trap op en de damesafdeling binnen. Hij moest
inderdaad, maar iets anders dan de portier meende. Bij kop en kont
gevat, verliet hij het pand weer ijlings, blijkens zijn uitlatingen noch
overtuigd van de rechtmatigheid van dit optreden door de hulpverleners,
noch willens het bijltje of iets anders erbij neer te leggen. De
preciese bewoordingen waarin hij zijn verdere voornemens vervatte, lenen
zich niet voor publicatie. Een en ander was wel de reden dat de
overdracht aan de nachtdienst niet meteen na aankomst van de laatste
trein geschiedde maar tegen de tijd dat de eerste alweer vertrekken
ging.
Wat
doe je dan, wèl verliefd en ook al gekomen zonder een retourtkaartje te
nemen, maar nog niet in het bezit van de huissleutel. Alles heeft zijn
tijd... zowel de sleutel als zij die hem draagt, zei de wijze koning
Salomo. Hij kon het weten, hij minde voor het aanschijn van de Heer
negenhonderd vrouwen. Ik wachtte op één en liep dus niet heen. Kroeg
noch kerkportaal zagen me, die nacht, alleen die ene, stille
lantaarnpaal. In de sneeuw haalde ik een boek te voorschijn: Inleiding
in de verwondering van Cornelis Verhoeven.
Af
en toe verscheen een bezorgd gelaat achter een weggeschoven gordijntje:
staat die engerd daar nu nog? Wat doet ie? Moeten we de politie bellen?
Maar
ik stond daar blijkbaar zo vreedzaam te lezen onder het schijnsel van
een lantaarn terwijl de stille sneeuw op ons viel, dat niemand belde
maar de verwondering zich zachtjes van de tekst spreidde over het hele
tafereel.
In
Amsterdam zijn alle bruggen en ook alle lantaarnpalen keurig genummerd.
In Tilburg niet. Bij ons hebben ze allemaal een beetje teer rond het
voetstuk; Tilburg heeft immers het hondenprobleem opgelost. "Onze
jongens dragen sokjes", zei de directeur van het
gemeente-energiebedrijf. Dat moet een goedhartig man zijn, die voor zijn
palen staat.