Geen
stad in Nederland heeft zich zo weten te transformeren als Tilburg; van
arme, uitzichtloze textielstad, waar slechts 'n handvol fabrikanten èn
meneer pastoor het voor het zeggen hadden, tot Moderne Industriestad
waar iedereen vrij en blij een graantje meepikt van de groeiende
welvaart. Een groter contrast is haast niet denkbaar, zou je zeggen.
Maar schijn bedriegt. Indertijd werd, met name door arbeiders, veel
geleden. Omvangrijke gezinnen bewoonden te krappe krotten. Kou, vocht en
onhygiënische omstandigheden waren oorzaak van wiegendood en
besmettelijke ziekten. De armenzorg - Zusters van Liefde - hadden
indertijd werk genoeg. Het ziekenfonds bestond nog niet, medische zorg
was er alleen voor diegenen die het zich konden permitteren. Soms
'vergat' de dokter een rekening te sturen voor een consult of 'n
bevalling. En de apotheker gaf weleens via het nachtluikje een pot zalf
of doos pillen mee aan de zieke, begeleid met 'n knipoog: "Word
maar gauw beter."
De
patiënt greep het dankbaar aan en slofte de zwarte nacht weer in.
Zo'n
apotheker was ook Eva van Laer, die vóór de oorlog het pand Heuvel 26
overnam van de heer Th. Kloosterhuis. Na die overname, tot aan het einde
toe, handhaafde mijn tante Eef de naam 'Apotheek Kloosterhuis'.
Ook
nu wordt er door mensen geleden. Trieste omstandigheden als
werkloosheid, scheidingen, eenzaamheid, kennen soms de nodige
bijwerkingen als alcoholisme, drugs- en andere verslavingsvormen. Zo
blijkt gokverslaving de moeilijkst te genezen vorm. Hiervoor kunnen de
mensen terecht op bovengenoemd adres: Heuvel 26! Niet voor een recept
dat tot genezing leidt, maar om hun gokverslaving van nieuwe impulsen te
voorzien. Want al bijna vijftien jaar staan overwegend wit weggetrokken
gezichtjes, belicht door veelkleurige flikkerlichten, aan hendels te
rukken van briesende en ratelende kasten. Soms spuugt zo'n kast in één
keer een golfje geld. Maar ook vaker niet. 'Twenty Six' heet de zaak.
Niks apotheek, de tering kun je d'r krijgen. Een schrijnender contrast
is niet denkbaar.
Als
jongetje van twaalf mocht ik van mijn moeder soms op woensdagmiddag met
vriendje Vincent vanuit Hilvarenbeek op de fiets naar Tilburg om bij de
bibliotheek onze (oorlogs)boeken te laten verlengen. Daarna reden we
door naar de apotheek van tante Eef, het hoogtepunt van de dag. Want
daar kregen wij een glaasje cola, mocht ik níet aan de loeiende
pillendraaier zitten, deed dat dus tóch, met alle gevolgen, en aten we
onder haar met matglas overdekte woonkamer, die daardoor meer op een kas
leek, zoveel chocola als wij wilden. Vanuit de logeerkamer, boven, keken
we op de oude kiosk, waar tijdens het carnaval van 1967 de enige echte
Swiebertje optrad! Ook keken we op de foeilelijke en log geconstrueerde
reclamezuil met daarop stadsreclame avant la lettre. Rechts zat Garage
Nefkens, met die lompe betonnen oprit, naast de Hema. Op de hoek het
voor Tilburg wellicht te statige en daardoor juist prachtige Hotel
Riche. De Heuvel ademde de sfeer van een ingeslapen provinciestadje,
maar vergeleken met mijn dorp Hilvarenbeek was het een metropool. Dat
Tilburg ooit nog tot stedelijk knooppunt en zelfs tot Moderne
Industriestad zou uitgroeien, heeft mijn tante Eef eigenlijk nooit
kunnen bevroeden. Maar de wetenschap dat haar eigen Apotheek
Kloosterhuis daarbij tot Gokhal zou verworden, zou heel wat stof in haar
urn hebben doen opwaaien.