INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Noordhoekring - door Nick J. Swarth

 

Ik word gearresteerd bij een demonstratie tegen het militarisme. De tot dan toe vredig verlopen actie ontspoort op het moment dat een agent de betogers sommeert de blokkade te beëindigen. Respons blijft uit. Een charge volgt. Honden blaffen en bijten, mensen trekken en slaan. Ik krijg een duw, zet me schrap, krijg nog een duw, val tegen een politiebus, geef een gerichte stamp tegen het plaatwerk, en mag meteen instappen.

Vol tuft het busje richting Noordhoekring. Op de binnenplaats worden de arrestanten in spreidstand tegen een muur gezet en gefouilleerd. Spul waarmee we onszelf om zeep kunnen helpen wordt in beslag genomen. Mijn kistjes mag ik aanhouden maar de veters gaan eruit.

Een motoragent escorteert me naar een cel. "Hebben ze bij jullie thuis ook een wateraansluiting?"

"Ja, hoezo?" vraag ik argeloos.

"Dan kun je jezelf eens wassen."

"Waar slaat dat nou weer op?" vraag ik gepikeerd.

De man ontwijkt mijn blik en blijft het antwoord schuldig. Rekenschap geven over een denigrerende sneer is hier duidelijk geen populair tijdverdrijf.

De cel is groot, bijna vierkant en licht. Op een brits na is de ruimte leeg. Heldere, frisgele tinten accentueren het ruimtelijk effect. De ondoorzichtige ruiten aan de zijde van de binnenplaats temperen een flets aprilzonnetje. De buitenwereld is hier verworden tot een schijnsel, een vlak waarin sporadisch een schim schicht. Hoe naargeestig dit lokaal oogt als de duisternis aan de haal gaat met het exterieur laat zich raden. Je blijft alleen met een batterij buislampen die letterlijk en figuurlijk geen warmte geeft.

Die kilte speelt me trouwens ook nu al parten. Eerder op de dag bezocht ik een vergadering. Een heuse, waarbij de koffie niet in kopjes maar in mokken werd geschonken. Ik dronk er liefst vier. Hier, in dit koud cachot, neemt de druk op mijn blaas in snel tempo problematische vormen aan. Mijn celgenoot wijst op de bel naast de deur. Ik druk op de knop. Geen reactie. Naarmate ik vaker druk slinkt mijn hoop. Het water staat aan mijn lippen. Dat ik mezelf hier ga zitten bevuilen kan toch niet de bedoeling zijn. Ik open mijn gulp en plas in de verst van de brits verwijderde hoek. "Hooguit moet je het zelf opdoen," zegt de celgenoot. "Als ze het al zien." Geen tof idee. Maar pas echt verontrustend is dat ik vijf minuten na het lozen van de eerste sloot opnieuw aandrang voel. Dit wordt een lange, natte lijdensweg, een Via Dolorosa uit urine. Ik sta alweer half met m'n sjaak uit m'n broek, als er plots een diender verschijnt. Ik mag naar het toilet. Mijn redder in nood draagt een mooie bril. Met sterke glazen. Héél erg sterke glazen.

Ik word als laatste verhoord. Een vaderlijke agent maakt proces-verbaal op, haalt m'n spullen - even tekenen voor ontvangst, graag - en doet me uitgeleide. Opgelucht vlucht ik door de poort naar buiten. Mijn illegale plaspraktijken zijn niet aan het licht gekomen! Maar ach, hoe vrij is een mens als hem op het moment van zijn bevrijding slechts dit voor de geest komt: "Een plee! Een plee! Mijn koninkrijk voor een plee!"