Hoog
in de lucht drijft een schip
tussen
eikenhouten deuren
roerloos
als de reiger wacht
de
visser op zijn prooi
staart
met koele blik
in
het zwarte water
van
de waterval
Zijn
vrouw wast keer op keer
zijn
auto
blinkend
blauw
en
wit
en
blauw
Aan
het hek spuwen oude mannen gal
vertellen
duizend en één
verhalen
over het leven
en
over de dood
voor
zover van belang
Geruisloos
waait een meisje voorbij
helling
op
helling
af
verdwijnt
met
fiets en al
achter
een muur van populieren
(komt
zij ooit terug?)
Een
late hond likt het asfalt
terwijl
zijn baas de sterren zoekt
ver
weg
huilt
een kind
wanhopig
om de moeder
(komt
zij ooit terug?)
Dan
slaat hij toe
oog
om oog
tand
om tand
doodt
opgewekt zijn prooi
Hoog
in de lucht drijft een schip
tussen
eikenhouten deuren
de
schipper roerloos op de brug
ziet
de visser bij de waterval
en
achter hem weet hij
de
doden
zij
aan zij
steen
na steen
Het
wachten op de nacht
(die
altijd komt)