Vroeger
ging ik iedere dag meestal wel naar de Katterug, naar dat donkergrijze
bordes voor dat betimmerde gebouw, weet je wel. Dat was ook wel leuk,
want daar liepen allemaal van die nerds met linnen tassen en maffe
koffers te sjouwen. Tegenwoordig zitten we met een vast clubje bij de
miniramps onder het spoor. Wel handig hoor: als we een fles cola of een
blikje pils en een zak chips willen hebben, skaten we gewoon even naar
de grote Ap. Meestal leggen we wel een wedje om de Marco Borsato-punten
die bij de chipsen zitten. Eerst vonden we het gewoon wel lullig om te
doen, maar iedereen heeft wel een zus of een nicht die je ermee kan
chanteren. Van zichzelf mogen al die uitgehongerde anorexia-konijnen
namelijk geen snacks en snoepgoed kopen, dus zijn ze daarvoor
afhankelijk van ons. Zo hebben die stomme Borsato-miles dus nog een
marktwaarde ook. Onze Nathalie heeft me laatst ook al gevraagd om voor
haar een kaartje te scoren. Ik had er eerst bijna genoeg, maar toen
deden we double or nothing en toen was het nothing, dus dan begin je
weer helemaal op nul.
Die
nieuwe plek is best wel vet, want je hebt met niemand geen fuck te
maken. Op de oude plek hadden we wel eens last van ruziezoekers, nu is
het allemaal wat meer relaxed. We proberen wat nieuwe jumps uit en we
dissen weleens een fietsertje. Meestal heeft er wel iemand een
taperecorder en wat van de Osdorp Posse of de Travoltas bij, die zijn
echt goed. Mijn neef heeft nog met Perry en - hoe heet die bassist - op
school gezeten, maar toen was het volgens hem nog niet zo veel. Hij
heeft beloofd me een keer voor te stellen, maar dat zegt-ie nou al een
jaar. Als het regent, gaan we onder het viaduct lekker een blowtje
leggen. De kleinere kids gaan dan vanzelf naar huis, dus dan kan het,
hè. Zo'n natte herfst is trouwens echt niet goed voor je prestaties op
school, soms lig ik de hele nacht te trippen.
Laatst
hadden we een nieuwe jongen die streetwise wou zijn, en die met zijn
bakkes snoeihard tegen de grond ging. Van buiten zag het er allemaal nog
wel redelijk gaaf uit, maar van binnen was het toch niet helemaal goed.
De vader van Marc werkt bij het Elisabeth, en volgens Marc moesten we
hem stil laten liggen en aan de praat zien te krijgen. We vroegen hem
waar-t-ie was, en hoe-t-ie heette, enzo, en toen zei die pas na een hele
tijd: "Rudy. Rudy van de Zande." Het stomme is dat wij nu
allemaal van onze moeders van die mietige helmpjes op moeten, omdat zo'n
piemelhoofd een beetje de achterlijke mongool denkt uit te kunnen te
hangen. Heb je wel eens geblowd met zo'n hoofdbeschermer op? Het is net
alsof er een stoomwals op je schedel stil staat, zeker als er dan ook
nog net een trein over het viaduct bonkt. Nou ja, misschien is het wel
beter zo, van die Rudy hebben we sindsdien niets meer gehoord.