Het
allermooiste gebouw van Tilburg was een pakhuis. Het stond aan de
Lovense kanaaldijk 120 en zag eruit als de geheime opslagplaats van Bul
Super en Hiep Hieper, als een vergaan stukje Chicago, als een Belgische,
negentiende-eeuwse industriebuilding aan een stinkende loswal, als een
de fantasie prikkelend gedrocht van onooglijkheid.
De
laatste jaren van zijn bestaan werd het majesteitelijk krot gebruikt als
magazijn van auto-onderdelen. Daarvóór hadden enkele kunstenaars er
een atelier in. Onder hen Wijnand van Lieshout, die in de gewelven van
het gebouw opstellingen voor unheimische fotografieën maakte. Van hem
hoorde ik dat de muren van het pakhuis bijna een meter dik waren en dat
de vloeren van het rechter- en het linkerdeel zo ongelijk liepen dat de
kunsetnaar die helemaal bovenin woonde alleen kruipend door een lage nis
zijn atelier kon bereiken.
'Het
poeierhok' noemde Wijnand deze architectonische curiositeit. Vlak na de
oorlog waren er in dit spookhuis gipsen beeldjes gemaakt, er lag nog
poeier volop. Of was het misschien onversneden cocaïne, want elke
bemoste steen van de bouwval leek naar misdadigheid te stinken.
Dat
vond ik niet alleen. Ook de kinderen van De Bont, Rosenberg en Melsen,
die aan de andere kant van het kanaal tegenover het poeierhok woonden,
vonden dat. Zij peddelden 's zomers met een rubberboot over het kanaal,
en hadden de wildste fantasieën over wat zich binnen de muren van het
poeierhok afspeelde.
Dat
is ook nogal wat geweest. Ooit was er een stempelmakerij, een
kunstwolmalerij - een germanisme waarschijnlijk - een
filmontwikkelcentrale, en een galvaniseerbedrijf. Volkomen in
overeenstemming met het gruwzame uiterlijk van het pand zal er dus nogal
wat rotzooi in de grond zitten.
Het
poeierhok werd in 1917 gebouwd als groentedrogerij, 'mits er geen uien,
prei of andere kwalijk riekende groenten' gedroogd zouden worden en er
een schoorsteen van twintig meter zou worden bovenopgezet. De architect,
wiens naam ik vergeten ben te noteren, heeft van die schoorsteen een
prachtige tekening gemaakt. Die heb ik gezien in het gemeentearchief.
Daarop wordt de schoorsteen bekroond door een ornament dat op een Rolls
Royce niet zou misstaan. Maar of deze schouw ooit echt is gebouwd?
Overigens
vond ik, al bladerend door de papieren van het archief, 1917 als
bouwjaar discutabel. Mij leek dit spookhuis ouder. Een aanwijzing dat ik
daarmee wel eens gelijk zou kunnen hebben, is de vermelding op de
vergunning voor de groentedrogerij van 1917 dat die verleend is aan ene
C. Poort, bierbrouwer te Tilburg.
Als
ik met die wetenschap in het achterhoofd nog eens naar de foto's van het
poeierhok kijk die in het archief bewaard worden, zie ik het meteen: het
mysterieuze pand is een deel van een voormalige brouwerij. Het is niet
moeilijk om achter de langgerekte ramen van het rechterdeel de koperen
brouwketel nog te zien staan, en in het sombere linkerdeel met zijn
kleine venstertjes werd vast mout opgeslagen.
Smaakte
het bier dat hier gebrouwen werd? Er waren rond 1900 meer dan tien
andere brouwerijen in Tilburg. Daarbij werd er nogal wat bijna
zwartkleurig Gildebier uit Diest ingevoerd. Onze voorouders waren er gek
op. Het bier uit het poeierhok kon tegen dat Diester bier natuurlijk
niet op. Het smaakte vast zuur of bitter en je werd er ongetwijfeld op
kwaadaardige wijze zat van. Ongetwijfeld besloot C. Poort daarom om de
laatste kratjes zelf op te drinken en vervolgens groente te gaan drogen.
Het
gebouw zelf is daar altijd boos om gebleven. Nors en woest gluurde het
over de kanaaldijk. Vluchtig beschouwd leek het of het een slecht
karakter had, maar het werd gewoon misbruikt; van een brouwerij van
stand maak je geen poeierhok.
Eerherstel
is er echter nooit gekomen. Op 22 augustus 1986 gaf de Moderne
Industriestad avant la lettre zonder enige ophef een sloopvergunning af.
Op 7 oktober van dat jaar bestond deze prachtige puist van
afzichtelijkheid niet meer. O, heilige Johanna van de Slachthuizen!