Een
heel enkele keer kom ik er weer: Het Schaepmanplein in Tilburg.
Tegenwoordig heet het Horversplein. Waarom is mij niet helemaal
duidelijk. Misschien door al die nieuwbouw destijds. Men vond schijnbaar
dat met het opknappen van het plein niet alleen de oude huizen, maar ook
de oude naam maar moest verdwijnen. Helaas zijn ook de plantsoenen van
destijds verdwenen.
Wij
woonden gelukkig nog in de oudbouw. Op het Schaepmanplein dus, met
plantsoenen. Naast de tunnel, recht tegenover de kerk, met daartussen in
het Maria-beeld, wat, zoals het toen hoorde, op de kop van het smalle
plantsoen stond. En als echte katholiek, en dat was destijds praktisch
iedereen, ging je elke zondag ter kerke in de Theresiakerk, zoals die nu
nog steeds heet, al heeft het kerkgebouw de functie van Godshuis
verloren. Ook verdwenen.
En
ik ging niet alleen op zondag ter kerke, en later ook wel eens op
zaterdag, maar ook door de week. Ja, dagelijks was er toen nog wel een
kerkdienst, soms wel twee per dag, de Ochtendienst en de Avonddienst.
Oorzaak van mijn veelvuldig bezoek aan de kerk was niet alleen mijn
katholiek zijn, maar ook de voor mij, destijds belangrijke functie die
ik vervulde. Jawel, zoals de meeste jongens van die tijd, was ik
misdienaar. Dat hoorde zo. En omdat de koster, volgens mij heette hij
Van Ginniken, ook bij ons op het Schaepmanplein woonde, wist hij mij
altijd snel te vinden als er weer eens een andere misdienaar die voor
die dienst op het lijstje stond, verstek liet gaan.
Erg
vond ik dat niet, de koster was een vrolijke man, die je meenam op
ontdekkingsreis in de kerk. Natuurlijk buiten de mistijden, wel te
verstaan. Overal waren wel geheimzinnige gangetjes, trapjes en ruimtes.
Een keer mocht ik zelfs de toren beklimmen via een steile ladder die
tussen de gewelven ingeklemd zat. Best spannend. En boven aangekomen had
je, toen voor mijn gevoel, een schitterend uitzicht. Je kon over de hele
wijk uitkijken. En ook nog wel een beetje verder. De kerk, het gebouw
ging aan je kleven. Buiten de kerkdiensten was het een vredig, mystiek,
voor jouw gevoel een ontzettende groot en warm gebouw. Ook al was het in
de winter bijna niet warm te stoken. Het werd jouw kerkgebouw.
Tot
de moderne tijd langzaam maar zeker zijn intrede deed. Langzaam maar
zeker gingen veel mensen anders denken. Vrijer, moderner. En daardoor
helaas ook minder socialer, al dacht men destijds juist het
tegenovergestelde. Het individualisme sloeg toe. Er was sprake van
vooruitgang.Men sprak elkaar minder aan, wat er met de directe
leefomgeving gebeurde was eigenlijk niet zo leuk, maar daar bemoeide men
zich niet meer mee, helaas.
De
mooie plantsoenen verwilderden, werden woeste braakliggende
landschappen. De gemeente deed in eerste instantie nog enkele pogingen
om de omgeving op te knappen, wat resulteerde in nog meer woestenij.
Mijn ouders, en vele andere gezinnen in de omgeving, hebben dat alles
een tijdje met lede ogen aangezien. Tot opeens de gelegenheid zich
voordeed om te verhuizen naar een mooie, nieuwe woonomgeving. Het
Wandelbos wel te verstaan.
En
zo werd ik ineens van mijn vertrouwde, mijn eigen kerkgebouw weggerukt.
Niet dat ik daar op die leeftijd zoveel besef van had, pas op latere
leeftijd realiseerde ik mij dat.
Enkele
jaren later slaagde men, zo dacht men toen, er wel in om het plein en de
omgeving in ere te herstellen. Dat hiervoor de oude karakteristieke
bebouwing en het groen op het plein moesten wijken, ook dat hoorde bij
de modernisering.
Wat
ook een gevolg was van de individualisering, was het afnemen van het
aantal kerk-bezoekers. Dit aantal liep in de loop der jaren zover terug,
dat men genoodzaakt was om het kerkgebouw als Godshuis te sluiten. Er
werd besloten om "het gebouw aan de Eredienst te onttrekken",
zoals dat formeel verteld werd.
Gelukkig
zag men tegen die tijd in dat niet alle aspecten van vooruitgang nuttig
zijn, en besloot men het kerkgebouw te behouden en een nieuwe bestemming
te geven.
Er
werd zelfs weer leven in het gebouw gebracht, er werden stadsvilla’s
in gebouwd.
Toch
doet mij dat een beetje pijn, andere mensen, die nu wonen in mijn
kerkgebouw. Het hart van de kerk is gelukkig gespaard gebleven, het
schijnt dat het altaar, staande op het marmeren verhoogde plateau nog
steeds aanwezig is.
Graag
had ik ooit nog eens de kerk van binnen willen zien, misschien de oude
warme gevoelens van vroeger weer willen ervaren. Dat zal wel nooit meer
gebeuren, maar ik troost mij met de gedachte dat het kerkgebouw is
blijven bestaan.
Eigenlijk
is het ook maar goed dat de naam van het Schaepmanplein is veranderd in
Horversplein. Dat klinkt strakker, zonder karakteristieke woningen,
zonder plantsoenen en vooral zonder Mariabeeld.
|