INHOUD HOENJET
HOME

OVERZICHT ALLE AUTEURS

OVERZICHT LEESTEKSTEN

Hans Hoenjet (Valkenburg 1953) publiceert onder meer in HP/De Tijd en NRC Handelsblad over moderne literatuur en actuele culturele verschijnselen.

Afbeelding rechts: omslagillustratie van de roman 'noir' 'Tu paieras de ta chair' van Larry Saunders (ca 1950)

 

Hans Hoenjet

Beschouwingen over populaire literatuur

ONWEERSTAANBAAR FATALISME 

Wie in De Maand van het Spannende Boek een blik werpt in de met detectives en thrillers volgetaste etalages van de betere boekhandel, zal vergeefs speuren naar de romans van David Goodis, James M. Cain, Chester Himes, Dashiell Hammett of Horace McCoy. Dat is op zijn minst curieus, want ze behoren tot de beste vertegenwoordigers van de roman noir en de grondleggers van de hardgekookte misdaadroman. Bestaat er in Frankrijk een groot en toegewijd lezerspubliek voor dit genre, getuige de succesvolle série noire, hier laten zowel de literaire lezers als de liefhebbers het genre links liggen.

In het verleden deden Bruna, de AP en Luitingh enkele halfslachtige pogingen om het genre bij een groter lezerspubliek geliefd te maken, maar de uitkomst was teleurstellend. Het heette dat de Nederlandse lezer liever een boek van Simenon, Agatha Christie of Dick Francis las. De hardgekookte, pessimistische roman bleef toch vooral het troetelkindje van de echte afficionades en verzamelaars van Amerikaanse paperback-omslagen uit de jaren veertig en vijftig.

Ook al lijkt de roman noir hier op sterven na dood, uitgeverij Zephyr uit Amsterdam probeert het opnieuw. Fraaie hardcover-uitgaven van de beste zwarte romans, liefdevol vertaald, moeten de literaire lezer verleiden om zijn vooroordelen opzij te zetten. De initiator van de reeks is George Coppens, die al op zijn zestiende een fervent lezer van James Hadley Chase was. Gevraagd naar het verschil tussen een doorsnee-thriller en een roman noir, antwoordt hij: 'Dit type roman benadrukt het kwade in de mens, die zich hieraan overgeeft - en in de meeste gevallen - zichzelf hiermee te gronde richt.' Het fonds van Zephyr grossiert in schrijvers, die gefascineerd worden door dood, doem en duisternis. De uniforme vormgeving van alle boeken onderstreept, dat de redactie geen wezenlijk onderscheid maakt tussen het werk van James M. Cain, David Goodis of James Hadley Chase. 'Roman noir-auteurs hebben een visie op de mens: het gaat om meer dan superieur vakmanschap,' verklaart Coppens zijn fascinatie voor het genre. 'Ze laten hun licht schijnen in de donkere krochten van de ziel.'

De traditioneel magere belangstelling voor het genre wijt hij aan literair snobisme. 'Een zeker dédain voor de zwarte roman is de recensenten in Nederland niet vreemd,' zegt hij. De Franse critici lijken altijd meer oog te hebben gehad voor de kwaliteiten van deze boeken. Er verschenen serieuze studies en essaybundels over het genre. De reeks série noire bevat bijna alle belangrijke schrijvers van deze pessimistische stroming. Toonaangevende literaten staken hun bewondering voor de roman noir niet onder stoelen of banken. 'Albert Camus was een groot bewonderaar van James M. Cain,' memoreert Coppens. 'Andre Gide liep weg met het werk van Dashiell Hammett en Jean Giono las graag de boeken van James Hadley Chase.'

Maar wat dan nog? Vakmanschap en visie bestempelen een schrijver nog niet tot een interessant fenomeen. Zwartgalligheid garandeert allerminst diepgang. En ook al koketteerden sommige Franse existentialisten en cineasten met hun voorliefde voor de roman noir, daarmee zijn ze a priori nog niet belangrijk. Hun thematiek vertoont wel een opvallende verwantschap met het realistische werk van Theodore Dreiser, John Steinbeck en Jack London, maar ze schreven in eerste instantie voor een massapubliek. Boden ze niet vooral escape?

Laten we de proef op de som nemen met de pas vertaalde romans van James Hadley Chase, een Engelsman die een oeuvre van een slordige tachtig, negentig romans opbouwde. Hij verwierf vooral bekendheid met het scandaleuze No orchids for Miss Blandish (1939), dat door zijn kritische tijdgenoten smalend werd afgedaan als een vulgaire bewerking van Faulkners Sanctuary.

Met J.H. Chase is iets bijzonders aan de hand. Hij werd geboren in Londen en was encyclopedieverkoper en boekendistributeur voordat hij zijn hoofdzakelijk in de USA gesitueerde hardgekookte romans ging schrijven. Gebrek aan kennis hinderde hem amper. Hij documenteerde zich met slang-woordenboeken, atlassen en reisgidsen. Slechts tweemaal zou hij Amerika bezoeken.

Toch werd hij - in elk geval in Frankrijk - een soort boegbeeld van de roman noir-stroming, die van oorsprong door en door Amerikaans is. Het genre wortelt in de Gothic Novel van Edgar Allen Poe en de western. Dashiell Hammett (Red Harvest, The Glass Key) en Raymond Chandler (The Big Sleep, The Long Goodbye) waren de vernieuwers en grondleggers van het type misdaadroman, waar Chase op voorborduurde. Niet de oplossing van een raadsel of een misdaad, maar de gemoedstoestand van de held en de bijna vergeefse strijd tegen het onrecht staan in deze hardboiled novels centraal. Het decor werd verplaatst van het aristocratische Engeland naar de agressieve Amerikaanse grootstad. De privé-detective - en soms de journalist - was een heroische asfaltridder, die zowel de corruptie binnen het politieapparaat als de macht van de misdaadsyndicaten bestreed.

Chandler leed zijn leven lang onder het stigma van detective-schrijver. Geen wonder. Wie zijn romans leest, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hij in feite een registrator van gemoedstoestanden was. Vervreemding, wanhoop en desillusie hangen als een zware walm boven de bladzijden. Niet de vaak gezochte intrige, maar de sensuele stijl, de sfeertekening en de humor hebben zijn werk voor de vergetelheid behoed.

Voor het succes van de zwarte, hardgekookte roman in de jaren dertig en veertig zijn allerlei verklaringen gezocht. Het culturele klimaat in Amerika was rijp voor zulke boeken. De Drooglegging en de Beurskrach van 1929 genereerden werkloosheid, toekomstangst en ontworteling. Er ontstonden misdaadsyndicaten, die met geweld en terreur heersten. Corruptie vrat het gerechtelijk apparaat en de politie aan. Talloze Amerikaanse mannen zwierven van hot naar her, op zoek naar een baantje en onderdak. Het is tegen deze achtergrond, dat de roman noir zo'n weerklank kon krijgen.

Bovendien ontstond er dankzij de opkomst van de paperback-industrie een groeiende vraag naar snel geschreven, pakkende romans met herkenbare personages. De western appelleerde steeds minder aan de behoeften van het nieuwe lezerspubliek. Wat moest je met een eenzame cowboy, die nog in de mythe van het onbegrensde Amerika gelooft? Daarentegen riep de loner, de verliezer, de kleine man die geen deel had aan de Grote Amerikaanse Droom, veel meer herkenning op. Niet de weidse prairie, maar de gewelddadige en vervreemdende stad was zijn jachtterrein geworden. Wie de romans van David Goodis leest, maakt kennis met het nachtmerrie-achtige bestaan van ontheemde figuren, die langzaam afglijden naar zelfdestructie. Er wordt dan ook flink wat gezopen en gedronken in de roman noir.

De kluizenaar-schrijver James Hadley Chase, woonachtig in Engeland, schiep zich een eigen Amerikaans universum naar het voorbeeld van de roman noir-schrijvers die hij aandachtig gelezen had. Dat zijn boeken enorm aansloegen bij de lezers aan de overkant van de Atlantische Oceaan had niet alleen te maken met zijn vermogen om als Amerikaans schrijver pur sang te poseren. Nee, het was vooral zijn mysoginie, zijn onversneden vrouwenhaat, die een gevoelige snaar beroerde bij de meeste mannen.

Chase wist intuitief dat het matriarchaat nergens steviger verankerd was dan in de VS. In het collectieve onderbewustzijn van de gemiddelde Amerikaanse man fungeert de vrouw als de hoedster van de moraal, moeder en deugdzame echtgenote. In de romans van J.H. Chase ontmoeten we echter nogal wat fatale vrouwen, het prototype van la belle dame sans merci, wreed en berekenend, en niet zelden misdadig. Zowel in het hier pas verschenen Eve als Zo ergens, zo nergens wordt de held het slachtoffer van de machinaties van 'een spinnenwebvrouw'. Luister maar naar hoe Chase de gedachten van Clive Thurston, de held van Eve, verwoordt: 'Ze was moeilijk te krijgen en dat prikkelde me. Het zou een strijd worden waarbij alle middelen waren toegestaan. Ze was geen onschuldig wezen dat ik moeiteloos om mijn vinger kon winden. Ze had me onbewust de handschoen toegeworpen en ik zou hem opnemen. Ik twijfelde niet aan het eindresultaat. En ik bekommerde me er ook niet om wat er zou gebeuren als ik haar eenmaal bestormd had. Dat zouden we dan wel weer zien.'

De hoofdpersoon herkent in deze Eve zijn tegenpool en lotgenote. Ze doet zich voor als de in de steek gelaten echtgenote, maar is eigenlijk een prostituée. Thurston zelf speelt ook een spel van schijn en wezen. Hij geeft zich uit voor de auteur van een toneelstuk, dat eigenlijk door een pas overleden vriend is geschreven. De smaak van mislukking, zelfhaat en minderwaardigheidsgevoelens overheersen in Eve. Chase beschrijft niets anders dan de noodlottige en onafwendbare ondergang van het tweetal. Hij voert een dodelijke paringsdans op.

Ook in het vijftien jaar later verschenen Zo ergens, zo nergens volgt Chase dit stramien. Hier is de hoofdpersoon een aimabele, maar onzeker man die een rotbaantje heeft bij een brandkastenfirma. Zijn vriendin maakt het uit omdat hij te vaak moet overwerken. Met een collega probeert hij een safe van een van de klanten te kraken. Hij wordt opgepakt en neemt de schuld op zich, zijn kompaan weet te ontkomen. In het tweede deel van de roman strijkt hij neer bij een tankstation met de wel heel symbolische naam Point of No Return. Terwijl de politie vergeefs op hem jaagt, probeert hij een nieuw leven als pompbediende en kelner op te bouwen. Maar de echtgenote van zijn baas - net zoals in The Postman always rings twice - verleidt hem en betrekt hem in een moord, die hem uiteindelijk noodlottig wordt.

Feitelijk zijn de anekdotes van weinig belang. De onweerstaanbare aantrekkingskracht van beide boeken schuilt in de bitse, kale stijl, de spottende toon en de broeierige seksualiteit. Voeg daarbij de beklemming, de bijna Kafkaëske vervreemding, en het mag duidelijk zijn waarom iemand als Camus de noodlotsatmosfeer van deze boeken zo waardeerde. Desillusie en wanhoop vormen de grondtoon, de intrige is alleen in zoverre belangrijk dat de lezer voortgestuwd wordt naar het einde. De roman noir biedt existentialisme avant la lettre en spanning tegelijk.

Ironisch genoeg waren het de Amerikaanse paperback-uitgeverijen met hun goed geoliede marketing-afdelingen die de verspreiders werden van deze subversieve fictie. In de jaren vijftig, toen de omslagen uitdagender en bruter werden, liepen er diverse rechtszaken tegen de uitgevers van zwarte misdaadromans. McCarthy joeg op communisten, de Hayes-commissie zag streng toe op de kuisheid van Hollywood-films, en verontruste burgers fulmineerden tegen de paperback-industrie, omdat ze de fatale vrouwen en misdadige mannen in de roman noir funest voor de geestelijke gezondheid van de Amerikaanse jongemannen vonden.

Tegen die tijd had Hollywood zich al ontfermd over de zwarte roman. Fritz Lang, Robert Siodmak, Preminger en andere regisseurs creëerden de film noir, een op het Duitse expressionisme geënte stijl, met harde slagschaduwen, extreme camerastandpunten en naargeestige interieurs. In de rolprenten figureerden verraderlijke vamps en gewelddadige mannen, die meestal noodlottig aan hun eind kwamen. De meeste films eindigden met een ontsnapping in de dood (auto-ongeluk, vuurgevecht) of een vlucht naar een exotische, tropische bestemming.

De harde kantjes van het genre werden echter zorgvuldig weggeretoucheerd. Billy Wilder's Double Indemnity is vrouwelijker en zachter dan Cain's boek. The postman always rings twice, lang onverfilmbaar geacht vanwege de immorele tendens, werd bij regisseur Garnett een onvervalste MGM-tranentrekker. Het was de gouden era van de misdaadfilm. Literaire auteurs - Faulkner, Latimer, Fitzgerald en vele anderen - verhuurden zich als scenarioschrijver.

Op hun beurt gaven de paperback-uitgevers hun ontwerpers de opdracht de filmposterstijl van Hollywood te imiteren. Sensationele kreten, nog uitdagender poserende femmes fatales en de eeuwig fallische revolver sierden de omslagen. Ook minder getalenteerde, maar handige pulpschrijvers als Mickey Spillane gingen het genre beoefenen en banaliseerden de stijl. Tot Nederland drong er destijds mondjesmaat iets van door. De UMC-pocketreeks met zijn armoedige omslagen en beroerde vertalingen droeg in belangrijke mate bij aan de lage status die schrijvers als Chase hier verwierven. Toen letterkundige faculteiten in de jaren zestig en zeventig de triviaalliteratuur als object voor sociologisch onderzoek ontdekten, bleef de roman noir goeddeels buiten beeld. Het was vlees noch vis. Een hybridisch genre. Te groot voor het pulpservet en te klein voor het literaire tafellaken.

Zoals eerder opgemerkt heeft de zwarte roman in Frankrijk en Amerika inmiddels een volwaardige plaats verworven. Hier valt nog enig missiewerk te verrichten. Als George Coppens met zijn heruitgave van de hoogtepunten uit de série noire durft door te gaan, ontstaat misschien ook hier een schare fijnproevers en wordt De Maand van het Spannende Boek zo zwart als die hoort te zijn.

 

TERUG NAAR BEGIN PAGINA
HOME

OVERZICHT ALLE AUTEURS

OVERZICHT LEESTEKSTEN