>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [18 februari 2010 - nr 196]

              

 

Taalontwaarding

 

Die mevrouw die zich vorige week zo druk maakte bij De wereld draait door had gelijk. Vooral toen ze vaststelde dat de bèta-minister van onderwijs en cultuur geen flauw benul had van de Nederlandsche taal. Ook Schoonebeek ontwaart daar een ontwaarding. Zij het dat zijn ergernis zich een beetje benevens die van die mevrouw begeeft. Het gaat hem meer om het journaille, dat zich in een immer voortdurende strijd om de kijkers- en lezersgunst, amper nog bekommert om de vraag hoe het de consument het beste kan informeren over de actuele wereldzorgen. Nee, het wil uitsluitend weten op welke wijze het een zo groot mogelijk publiek naar de bek kan praten.

In die queeste is de verslaggever zonder te versagen op zoek naar extremen. Genuanceerde meningen zijn kansloos en hopeloos achterhaald. Niemand, zo meent de journalist, wil weten dat Maxime Verhagen toch wat anders over Afghanistan denkt dan Wouter Bos. Nee, Maxime is woedend als Bos een voortgezet verblijf in dat onrustige oord uitsluit.

Woedend. Dat willen de mensen horen. Dat dat woord op de televisie geïllustreerd wordt met beelden van de minister van Buitenlandse Zaken die rustig uitlegt dat hij de afspraken toch een tikje anders interpreteert, doet er niet toe. Woedend zal hij zijn, of hij het nou is of niet.

Schoonebeek vindt hier twee dingen van. Ten eerste stelt hij vast dat ‘woedend’ niet meer betekent wat hij zich er altijd bij heeft voorgesteld. Rood aanlopen, met wolkjes stoom uit de oren. Als hij, zoals zo vaak, een mineur meningsverschil met een oude vriend afdrinkt met een glas Duvel, is hij voortaan dus ‘woedend’. Het zij zo.

Maar tegelijkertijd voelt hij zich geroepen om mee te zoeken naar een nieuw woord voor dat ongemakkelijke, maar gelukkig uiterst zeldzame gevoel, waarbij een mens de controle over alle rationele verworvenheden dreigt te verliezen. Hij is daar nog niet uit.

En het blijft niet bij een lijzige Verhagen die woedend heet te zijn. In hetzelfde bericht meldde Den Haag Vandaag dat de laatste kabinetscrisis amper twee weken achter ons lag, en dat het nu alweer mis was. Omdat Schoonebeek vroeger op school nog staatsinrichting had, weet hij dat na een kabinetscrisis de regering demissionair is, maar dat is alweer heel lang geleden. Welk woord dekt dan vandaag de dag nog een regering die er daadwerkelijk de brui aan geeft? Holocaust?

Nog eentje? Sportjournalist (dat wel) Martijn Bink in het ooit zo respectabele NOS-journaal van acht uur: ‘Sven Kramer weet aan de start van de 5000 meter dat het lot van de natie op zijn schouders rust.’ Nog een geluk dat hij gewonnen heeft. Onze dijken hadden het anders beslist niet gehouden.

En dan dat RTL-verslaggeefstertje dat blijkbaar naar haar zinnetje iets te lang in de kou had moeten wachten: ‘Mijnheer Bos, u bent laat. Neemt u de problemen wel serieus?’ Wat moet het kind in godsnaam nog vragen als een bewindvoerder echt een loopje met zijn dagelijkse taken neemt? Welk vocabulaire kan zij dan nog aanboren? Is haar eruditie toereikend voor nog prangender vragen?

Ian Buruma maakte zich jaren geleden al zorgen over al die ongelukkigen die hun kennis van de actualiteit nog slechts konden baseren op het nieuws op televisie en in kranten – waarbij hij voor de kwaliteitsmedia geen uitzondering maakte. Zij zouden voor altijd onwetend blijven. Schoonebeek haalde daar toentertijd zijn schouders wat over op. Waar anders zou een mens voor zijn nieuws terecht moeten? Maar inmiddels weet hij beter. Buruma had het goed gezien. Van journalisten die ons precies vertellen wat wij willen horen, zullen wij tenslotte nooit iets leren.

Een oplossing is er niet. De tobbende Schoonebeek ziet hem althans niet zo één-twee-drie. Misschien dat de literatuur sommigen op het rechte spoor kan zetten. Wellicht dat de filosofie een enkeling het broodnodige onderscheidingsvermogen biedt. Maar voor verreweg de meeste mensen is het een gelopen race. Een race met uitsluitend verliezers – behalve misschien voor een stelletje politieke vrijbuiters. Maar ook die winst zal vergankelijk blijken.