________________________________
[11 maart 2010 - nr
199)
Brief aan
Schoonebeekje
Geacht(!) Schoonebeekje,
Wat is
dat? Je schrikt? O, je dacht zeker dat je van me af was. Dat je me
op onze achttiende verjaardag voorgoed uitgezwaaid had en dat ik het
verder zelf wel zou uitzoeken. Nou, laat ik je dan meteen maar
geruststellen, dat heb ik gedaan. En hoe! Jouw hele, zielige,
mislukte kinderleven heb ik met alle soorten van genoegen...
Verloochend, wilde ik schrijven, maar dat is niet het juiste woord.
Ik heb je eenvoudigweg uit mijn gedachten gebannen. Ik was amper een
dag achttien, of ik was je al volstrekt vergeten.
Waarom?
Waarschijnlijk uit lijfsbehoud. Je was nou niet bepaald het soort
verleden waar je als jonge man op weg naar volwassenheid mee kon
lopen pronken. Want wat heb je nou eigenlijk gepresteerd? Je stond
daar toch met een mulodiploma en een typdiploma op zak volstrekt
mislukt te wezen? Je had een tijdje gehandbald (ja gehandbald!)
zonder enig spoor in die hele handballerij na te laten. Je had geen
vriendinnetje, nooit gehad ook. En je had bovendien geen vrienden.
Ja, er waren een paar gasten die jij zo noemde, maar als er ooit een
eenzijdige vriendschap heeft bestaan, dan was het die van jou wel.
Wil je
nog meer weten? Moet ik memoreren dat je een gitaar had zonder te
kunnen spelen? Schaatsen zonder er zelfs maar op te kunnen staan?
Moet ik je er aan herinneren dat je padvinder geweest bent?
Misdienaar?
Nee, met
jou kon ik echt voor de dag komen zeg, op mijn achttiende en daarna.
Niet dus.
Goed
beschouwd
is je enige verdienste geweest dat je zelfs een te grote schijterd
was om er op enig moment in je volstrekt overbodige bestaan een eind
aan te maken. Zodat ik er uiteindelijk toch nog iets moois van heb
kunnen maken. Maar voor de rest? Bah, bah, driewerf bah!
Op
momenten van klein geluk stel ik me wel eens voor dat je helemaal
nooit bestaan hebt. Dat ik ben voortgekomen uit een intelligente,
erudiete womanizer met grote sportieve en culturele talenten. Op
momenten van groot geluk besef ik dat zulks niet het geval is. En
dat ik al die mooie kwaliteiten en voortreffelijke
karaktereigenschappen uitsluitend aan mezelf te danken heb.
En aan
niemand anders.
Schoonebeekje, o Schoonebeekje. Ik stel me zo voor dat je niet erg
gelukkig bent met deze brief. En da's mooi. Maar ik vond dat je er
in het kader van deze boekenweek wel recht op had. Loser!
Het ga
mij goed,
Je (nee,
niks 'je') Schoonebeek
|