________________________________
[8 april 2010 - nr
203)
De laatste
woorden van Rudy Kousbroek
Laatste woorden
zijn doorgaans gelogen, of op zijn minst apocrief. Zij worden de
wereld in gebracht door lieden die de dierbare overledene ten tijde
van het verscheiden nog gauw even iets groots mee wilden geven. Want
het kan toch niet zo zijn dat een geëerd en geliefd schrijver,
filosoof of zelfs politicus afscheid neemt met het banale verzoek om
een extra kaarsje op te steken (‘Meer licht!’)? Nee, daar moet wel
even een vooruitziende of wijsgerige draai aan gegeven worden. En in
geval dat zulks echt niet lukt, worden er wel wat fraaie laatste
woorden verzonnen. Meestal door iemand die er niet bij was.
Laatste woorden
moeten we maar gewoon geloven, meent Schoonebeek. Ze zijn niet te
controleren. En in het spaarzame geval dat ze dat wel zijn, zijn ze
too good to check.
Behalve als ze
opgeschreven zijn natuurlijk. Om de laatst geschreven, of in ieder
geval gepubliceerde, woorden kan zelfs Schoonebeek niet heen. En
daarom zit hij nu in zijn makkelijke stoel bij het raam met ‘Door
geen omzien gekweld’ voor zich. Het laatste essay uit de laatste
bundel anathema’s van Rudy Kousbroek. Restjes heet die
bundel. Een titel die de stukken erin zowel recht als onrecht
doet. Want natuurlijk, het zijn de restjes die in de laatste
maanden van een groot schrijversbestaan nog even de straat op
geveegd moesten worden. Maar het zijn ook grote, grote stukken
literair erfgoed, die onder zo’n titel misschien toch wat
geridiculiseerd dreigen te worden. Maar goed, de auteur heeft voor
Restjes gekozen en dan is het ook Restjes.
‘Door geen
omzien gekweld’ gaat over een verhaal van de Indonesische schrijver
Sitor Situmorang. Daarin wordt voor de doodzieke moeder de Kerst-mis
in huis opgedragen, omdat ze te ziek is om naar de kerk te gaan.
Kort voor de dienst ontdekt de verteller echter dat zijn moeder is
gestorven. Hij besluit niets te zeggen, de gasten te verwelkomen en
de mis naast zijn moeder uit te zitten. Pas als ’s avonds iedereen
weg is, vertelt hij het aan zijn vader.
Kousbroek
beweert in dat allerlaatste stuk dat hij iedere keer tot tranen toe
bewogen raakt, als hij dat verhaal leest. Het schijnt van een diepe
ontroering en grote schoonheid te zijn. Schoonebeek gelooft hem graag.
Kousbroek was immers een van die bakens waar een mens zijn eigen
goede smaak aan kon afmeten – en waarvan er allengs minder zijn.
Kousbroek is
ook de enige schrijver die in Schoonebeeks familie nog wel eens voor
tweedracht heeft gezorgd. Dat was in 1992, na het verschijnen van
Het Oostindisch kampsyndroom. Schoonebeek heeft dat boek
indertijd ademloos geboeid uitgelezen, een omstandigheid die
ongetwijfeld mede werd veroorzaakt door het feit dat hij een
afgeleid (want tweedehands) Oost-Indisch verleden heeft. Toen
Schoonebeek zijn vader aanbood het ook eens te lezen, verstarde de
Oude Schoonebeek. En ondanks dat hij zich doorgaans toch niet
zo liet voorstaan op het bezit van gedegen literaire opvattingen,
sabelde hij boek en schrijver met weinig woorden neer: ‘Kousbroek?
Da’s helemaal niks. Weg!’ Duidelijke taal van de Oude Schoonebeek,
die ongetwijfeld was geïnspireerd door drieënhalf jaar dwangarbeid
aan de Birma-spoorlijn en de goede contacten met oude kameraden die
Kousbroeks dissidente opvatting wel degelijk kenden.
Ach.
Achterop
Restjes staat een foto van de auteur naast het graf van iemand
die Schoonebeek nogal moeizaam als Ivan Sergejevitsj Toergenjev
heeft ontcijferd – het grafmonumentje maakt eenvoudigweg melding van
‘ТУРГЕНЕВЪ’. Best lastig als je net als Schoonebeek het cyrillische
schrift onmachtig bent. Ook het borstbeeld op het graf gaf niet
direct uitsluitsel, althans niet aan Schoonebeek. Maar goed, het
bleek dus Toergenjev (1818-1883) te zijn, de gekende schrijver van
Vaders en zonen en één van de meest invloedrijke realisten
van de negentiende eeuw.
Zou Rudy
Kousbroek (1929-2010) deze foto bewust als zijn hoogstpersoonlijke
Beroemde Laatste Woorden aan het nageslacht hebben meegegeven? Dat
zou zomaar kunnen. Want na ‘Door geen omzien gekweld’ (een titel die
al een program op zich is) kon hij niets anders meer dan zich melden
bij het graf van één zijner vaderen.
Ook Schoonebeek
zet hem bij. In het rijtje vaderlandsche groten waar Louis Paul
Boon, Karel van het Reve, Lucebert, Willem Frederik Hermans en Hugo
Claus al op hem wachten – naast een forse rij net iets mindere
goden (Reve, Wolkers, Kellendonk), wier voeten Schoonebeek overigens
ook nog immer onwaardig is te wassen.
|