________________________________
[17 juni 2010 - nr
212)
Fenne
‘Het is
volbracht,’ sprak de man en bestelde een glas bier. Dat door een
jongen van een jaar of achttien met wel erg weinig ruimte voor eigen
inbreng op het tafeltje werd neergepoot. Dáár moest het staan en nergens
anders. De man hief het glas, toastte met een paar afwezige vrienden
en nam een voorzichtige eerste slok, een handelwijze waarmee hij
Schoonebeeks aandacht wist te trekken. Hij had verwarde grijze
haren, droeg een brilletje en een zwart overhemd dat hem in de loop
der jaren steeds strakker was gaan omsluiten.
Schoonebeek
hief minzaam zijn Duvel en zei: ‘En dan is het nog niet eens Goede
Vrijdag.’
De grijze man
leek even uit het veld geslagen, maar toen Schoonebeek vriendelijk
zijn ‘Het is volbracht’ nabouwde, klaarde zijn gezicht op. ‘Nee,
mijnheer, ik heb het over mijn dochter. Zij heeft hedenochtend haar
zwangerschap tot een goed einde gebracht en een zeer wel gelukte
kleindochter op de wereld gezet.’
Dat vond
Schoonebeek wel een felicitatie waard.
‘En hoe is het
wicht gaan heten?’ vroeg hij toen. De man dacht een ogenblik na.
‘Eh, Jen… nee, Fenne!’ Hij keek erbij alsof alleen het uitspreken
van haar naam al een prestatie van formaat was. En terwijl
Schoonebeek nog wat bier verordonneerde, voer de man ongevraagd
voort: ‘Het is het allermooiste en liefste meisje dat er bestaat. Ze
lijkt op mijn dochter.’
‘Ach,’
reageerde Schoonebeek zuinigjes. ‘Dat zeggen mensen nou altijd. Maar
het is natuurlijk grote onzin. Want die pasgeboren hoopjes lijken
toch eerst en vooral heel erg op elkaar. En zonder specifieke
kenmerken vinden de ouders dan ineens dat ze hun evenbeeld zijn –
hetgeen meer zegt over de zelfkennis van die ouders dan over iets
anders.’
Deze wending in
de conversatie beviel de grijze man niet zo. Hij wendde tenminste
een ogenblik het hoofd af, om het zeven seconden later weer op
Schoonebeek te richten en de aanval te openen: ‘Je kunt wel horen
dat u geen kleinkinderen hebt. U hebt nog nooit goed naar een
baby’tje gekeken. Arme man.’
Schoonebeek
begon een beetje spijt te krijgen van zijn biertje en loog daarom in
een handomdraai zes kleinkinderen bij elkaar. Dat zou hem leren!
De man slikte
inderdaad even. En floot toen bewonderend tussen de tanden. Maar gaf
zich nog niet gewonnen. ‘Ik denk dat u van dat nakomelingschap een
beetje blasé geworden bent. Zo van ik weet het nu wel. Maar de
eerste hebt u toch op zijn minst wel bijzonder gevonden?’
Schoonebeek,
die al snel een beetje in zijn eigen verzinsel begon te geloven,
besloot de handschoen op te nemen.
‘Nee,’ sprak
hij kordaat. ‘De eerste leek precies op wat er allemaal nog moest
komen. En op werkelijk alles wat er al was.’ Maar de kersverse grootvader
liet zich niet uit het veld slaan. En opende onverhoeds het vuur
vanuit de flanken. ‘Hoe heten uw kleinkinderen?’ wilde hij weten.
Waarop Schoonebeek stokte. Verdomd, hoe heetten ze ook alweer? Of
liever: welke zes namen vormden een representatieve schifting van
hedendaagse kindernamen? ‘Bob,’ zei hij. En: ‘Lodewijk’. Een
meisjesnaam, hij moest nog een meisjesnaam hebben. ‘Fenne,’ schoot
hem zomaar spontaan te binnen. Eens kijken, wat had je nog meer?
Maar de
grijsaard overklaste hem tactloos met: ‘Hoe zei u?’
‘Eh, Linda
toch?’
‘Nee, u zei
Fenne.’
‘En?’
‘Zo heet
mijn kleindochter.’
En voordat
Schoonebeek kon opperen dat er wellicht nog meer kinderen zo
heetten, vonniste de nieuwbakken opa: ‘U zit mij gewoon wat op de
mouw te spelden. U heeft waarschijnlijk ook geen foto’s? Dat dacht
ik al.’
Maar dat leek
Schoonebeek een inkoppertje. ‘Eén: een zichzelf respecterend mens
gaat niet met een familiealbum lopen zeulen. Dat doen alleen
burgerlijke burgermannetjes in burgerlijke ruste. En twee: U hebt
ook geen foto’s. Want als het waar is wat u zegt dan is het wicht
pas hedenochtend geboren en waar zou u…’
Op dat moment
weerhield de ander hem van verder spreken door hem het scherm van
een hippe iPhone onder de neus de duwen. Waarop zich een in een wit
dekentje gehuld baby’tje liet zien.
‘Fenne,’ sprak
de grootvader trots.
Schoonebeek
zweeg. Tegen de ontroering van deze grote man en opa (versie 2.0)
was zijn cynisme niet opgewassen. En hij wist niet beter te doen dan
de man een lekker glas Duvel aan te bieden. Wat deze
vergevingsgezind accepteerde.
|