>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [17 juni 2010 - nr 212)

              

 

 

Fenne

 

‘Het is volbracht,’ sprak de man en bestelde een glas bier. Dat door een jongen van een jaar of achttien met wel erg weinig ruimte voor eigen inbreng op het tafeltje werd neergepoot. Dáár moest het staan en nergens anders. De man hief het glas, toastte met een paar afwezige vrienden en nam een voorzichtige eerste slok, een handelwijze waarmee hij Schoonebeeks aandacht wist te trekken. Hij had verwarde grijze haren, droeg een brilletje en een zwart overhemd dat hem in de loop der jaren steeds strakker was gaan omsluiten.

Schoonebeek hief minzaam zijn Duvel en zei: ‘En dan is het nog niet eens Goede Vrijdag.’

De grijze man leek even uit het veld geslagen, maar toen Schoonebeek vriendelijk zijn ‘Het is volbracht’ nabouwde, klaarde zijn gezicht op. ‘Nee, mijnheer, ik heb het over mijn dochter. Zij heeft hedenochtend haar zwangerschap tot een goed einde gebracht en een zeer wel gelukte kleindochter op de wereld gezet.’

Dat vond Schoonebeek wel een felicitatie waard.

‘En hoe is het wicht gaan heten?’ vroeg hij toen. De man dacht een ogenblik na. ‘Eh, Jen… nee, Fenne!’ Hij keek erbij alsof alleen het uitspreken van haar naam al een prestatie van formaat was. En terwijl Schoonebeek nog wat bier verordonneerde, voer de man ongevraagd voort: ‘Het is het allermooiste en liefste meisje dat er bestaat. Ze lijkt op mijn dochter.’

‘Ach,’ reageerde Schoonebeek zuinigjes. ‘Dat zeggen mensen nou altijd. Maar het is natuurlijk grote onzin. Want die pasgeboren hoopjes lijken toch eerst en vooral heel erg op elkaar. En zonder specifieke kenmerken vinden de ouders dan ineens dat ze hun evenbeeld zijn – hetgeen meer zegt over de zelfkennis van die ouders dan over iets anders.’

Deze wending in de conversatie beviel de grijze man niet zo. Hij wendde tenminste een ogenblik het hoofd af, om het zeven seconden later weer op Schoonebeek te richten en de aanval te openen: ‘Je kunt wel horen dat u geen kleinkinderen hebt. U hebt nog nooit goed naar een baby’tje gekeken. Arme man.’

Schoonebeek begon een beetje spijt te krijgen van zijn biertje en loog daarom in een handomdraai zes kleinkinderen bij elkaar. Dat zou hem leren!

De man slikte inderdaad even. En floot toen bewonderend tussen de tanden. Maar gaf zich nog niet gewonnen. ‘Ik denk dat u van dat nakomelingschap een beetje blasé geworden bent. Zo van ik weet het nu wel. Maar de eerste hebt u toch op zijn minst wel bijzonder gevonden?’

Schoonebeek, die al snel een beetje in zijn eigen verzinsel begon te geloven, besloot de handschoen op te nemen.

‘Nee,’ sprak hij kordaat. ‘De eerste leek precies op wat er allemaal nog moest komen. En op werkelijk alles wat er al was.’ Maar de kersverse grootvader liet zich niet uit het veld slaan. En opende onverhoeds het vuur vanuit de flanken. ‘Hoe heten uw kleinkinderen?’ wilde hij weten. Waarop Schoonebeek stokte. Verdomd, hoe heetten ze ook alweer? Of liever: welke zes namen vormden een representatieve schifting van hedendaagse kindernamen? ‘Bob,’ zei hij. En: ‘Lodewijk’. Een meisjesnaam, hij moest nog een meisjesnaam hebben. ‘Fenne,’ schoot hem zomaar spontaan te binnen. Eens kijken, wat had je nog meer?

Maar de grijsaard overklaste hem tactloos met: ‘Hoe zei u?’

‘Eh, Linda toch?’

‘Nee, u zei Fenne.’

‘En?’

‘Zo heet mijn kleindochter.’

En voordat Schoonebeek kon opperen dat er wellicht nog meer kinderen zo heetten, vonniste de nieuwbakken opa: ‘U zit mij gewoon wat op de mouw te spelden. U heeft waarschijnlijk ook geen foto’s? Dat dacht ik al.’

Maar dat leek Schoonebeek een inkoppertje. ‘Eén: een zichzelf respecterend mens gaat niet met een familiealbum lopen zeulen. Dat doen alleen burgerlijke burgermannetjes in burgerlijke ruste. En twee: U hebt ook geen foto’s. Want als het waar is wat u zegt dan is het wicht pas hedenochtend geboren en waar zou u…’

Op dat moment weerhield de ander hem van verder spreken door hem het scherm van een hippe iPhone onder de neus de duwen. Waarop zich een in een wit dekentje gehuld baby’tje liet zien.

‘Fenne,’ sprak de grootvader trots.

Schoonebeek zweeg. Tegen de ontroering van deze grote man en opa (versie 2.0) was zijn cynisme niet opgewassen. En hij wist niet beter te doen dan de man een lekker glas Duvel aan te bieden. Wat deze vergevingsgezind accepteerde.