________________________________
[9
september 2010 - nr
216)
Meisje van
vroeger
Het weer is
goed, de rust is volledig. Er komt geen muziek uit de
etablissementen rond het beboomde pleintje in dat beschaafde dorp
aan zee. Het is zeven uur en Schoonebeek heeft zich achter een
tafeltje op een terras geposteerd. Dat terras hoort bij een
restaurant dat ‘Le trois’ heet en dat een kwaliteit biedt waar je in
Tilburg lang naar moet zoeken. Goed, het kost een paar centen maar
inderdaad: dan heb je ook wat.
De naam van het
restaurant is een volstrekt raadsel voor Schoonebeek. Hij heeft hier
deze zomer al twee keer eerder gedineerd en heeft al zeker acht
verschillende bedienden aan zijn tafel gehad. Dat is het dus niet.
Maar vandaag is
er een nieuw meisje. Of nieuw, ze serveert alsof ze nooit iets
anders heeft gedaan en blijkt een betrouwbare vraagbaak voor haar
collegaatjes. Uit hun gesprekjes maakt Schoonebeek op dat ze juist
terug is van zelf vakantie vieren. Ze is met een vriendin naar een
of ander eiland geweest. Vandaar.
Het is ook een
heel innemend meisje. Ze is lang en eerder mager dan slank, maar ze
heeft een hartelijk gezicht en als ze lacht is ze ronduit mooi. Een
jaar of vijfentwintig, schat Schoonebeek. Maar hij weet ook dat hij
heel slecht is in schatten. Het allerbijzonderst aan haar is wel dat
ze van meet af aan Schoonebeek zo vertrouwd voorkomt. Alsof hij haar
al jaren kent. De vraag is alleen waarvan.
‘Wilt u alvast
iets drinken?’ informeert ze vriendelijk. Ook de stem klopt. En
terwijl Schoonebeek op de automatische piloot een Duvel bestelt,
maakt zijn geheugenchip overuren. Gezichten en namen verschijnen op
een klein schermpje aan de binnenkant van zijn voorhoofd – en kunnen
na een korte overweging weer terug in het laatje waar ze opgeborgen
zaten.
Ze komt terug,
zet zijn bier voor hem op tafel en vraagt of hij al weet wat hij wil
eten. En lacht daarbij zó lief dat Schoonebeek het zeker weet. Ze is
het. Maar wie ook weer?
Dan komt er
inenen een naam naar boven. En als zij tien minuten later het
voorgerechtje serveert, fluistert Schoonebeek gespannen:
‘Angelique?’
‘Sorry?’
‘Jij bent toch
Angelique?’ stelt Schoonebeek de vraag een stuk rustiger dan
waarheen zijn hartritme hem probeert op te zwepen.
Toen hij nog
studenten Nederlands mooie dingen over schone letteren vertelde, was
daar ineens Angelique. Op wie Schoonebeek per omgaande tot over zijn
oren verliefd werd. Dat dat niet helemaal wederzijds was, had
wellicht te maken met de onoverbrugbare kloof van een paar decennia
die hen scheidde. Een kloof waar Schoonebeek meer bruggen over zag
dan goed voor hem was. Hij was zelfs een keer met het meisje een kop
koffie gaan drinken op het Piusplein en zij voelde zich bij die
gelegenheid zichtbaar zeer opgelaten.
Ach.
Zulke
verliefdheden ebben ook weer weg. Maar soms steken ze ook zomaar
plotsklaps de kop weer op. Zoals nu. Met terugwerkende kracht.
‘Nee,’
glimlacht het meisje. ‘Ik ben bang dat u zich vergist. Ik heet
Floor.’
Schoonebeek
probeert verontschuldigend te kijken en denkt: Floor hè. Dus niet
Angelique. Waarna er inenen een soort van tijdsbalk opduikt op dat
scherm in zijn hoofd. Vijftien jaar geleden is hij gestopt met
werken. En Angelique zat daar nog ruimschoots vóór. Die moet nu dus
minstens tegen de veertig lopen.
De rest van de
avond beziet hij Floor als een oude foto. Niks bijzonders. Gewoon
papier met een plaatje. Het gaat om de herinnering. Want hij blijft
wel nog drie dagen een beetje verliefd op Angelique. Die hij al in
geen twintig jaar meer heeft gezien.
|