>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [9 september 2010 - nr 216)

              

 

 

Meisje van vroeger

 

Het weer is goed, de rust is volledig. Er komt geen muziek uit de etablissementen rond het beboomde pleintje in dat beschaafde dorp aan zee. Het is zeven uur en Schoonebeek heeft zich achter een tafeltje op een terras geposteerd. Dat terras hoort bij een restaurant dat ‘Le trois’ heet en dat een kwaliteit biedt waar je in Tilburg lang naar moet zoeken. Goed, het kost een paar centen maar inderdaad: dan heb je ook wat.

De naam van het restaurant is een volstrekt raadsel voor Schoonebeek. Hij heeft hier deze zomer al twee keer eerder gedineerd en heeft al zeker acht verschillende bedienden aan zijn tafel gehad. Dat is het dus niet.

Maar vandaag is er een nieuw meisje. Of nieuw, ze serveert alsof ze nooit iets anders heeft gedaan en blijkt een betrouwbare vraagbaak voor haar collegaatjes. Uit hun gesprekjes maakt Schoonebeek op dat ze juist terug is van zelf vakantie vieren. Ze is met een vriendin naar een of ander eiland geweest. Vandaar.

Het is ook een heel innemend meisje. Ze is lang en eerder mager dan slank, maar ze heeft een hartelijk gezicht en als ze lacht is ze ronduit mooi. Een jaar of vijfentwintig, schat Schoonebeek. Maar hij weet ook dat hij heel slecht is in schatten. Het allerbijzonderst aan haar is wel dat ze van meet af aan Schoonebeek zo vertrouwd voorkomt. Alsof hij haar al jaren kent. De vraag is alleen waarvan.

‘Wilt u alvast iets drinken?’ informeert ze vriendelijk. Ook de stem klopt. En terwijl Schoonebeek op de automatische piloot een Duvel bestelt, maakt zijn geheugenchip overuren. Gezichten en namen verschijnen op een klein schermpje aan de binnenkant van zijn voorhoofd – en kunnen na een korte overweging weer terug in het laatje waar ze opgeborgen zaten.

Ze komt terug, zet zijn bier voor hem op tafel en vraagt of hij al weet wat hij wil eten. En lacht daarbij zó lief dat Schoonebeek het zeker weet. Ze is het. Maar wie ook weer?

Dan komt er inenen een naam naar boven. En als zij tien minuten later het voorgerechtje serveert, fluistert Schoonebeek gespannen: ‘Angelique?’

‘Sorry?’

‘Jij bent toch Angelique?’ stelt Schoonebeek de vraag een stuk rustiger dan waarheen zijn hartritme hem probeert op te zwepen.

Toen hij nog studenten Nederlands mooie dingen over schone letteren vertelde, was daar ineens Angelique. Op wie Schoonebeek per omgaande tot over zijn oren verliefd werd. Dat dat niet helemaal wederzijds was, had wellicht te maken met de onoverbrugbare kloof van een paar decennia die hen scheidde. Een kloof waar Schoonebeek meer bruggen over zag dan goed voor hem was. Hij was zelfs een keer met het meisje een kop koffie gaan drinken op het Piusplein en zij voelde zich bij die gelegenheid zichtbaar zeer opgelaten.

Ach.

Zulke verliefdheden ebben ook weer weg. Maar soms steken ze ook zomaar plotsklaps de kop weer op. Zoals nu. Met terugwerkende kracht.

‘Nee,’ glimlacht het meisje. ‘Ik ben bang dat u zich vergist. Ik heet Floor.’

Schoonebeek probeert verontschuldigend te kijken en denkt: Floor hè. Dus niet Angelique. Waarna er inenen een soort van tijdsbalk opduikt op dat scherm in zijn hoofd. Vijftien jaar geleden is hij gestopt met werken. En Angelique zat daar nog ruimschoots vóór. Die moet nu dus minstens tegen de veertig lopen.

De rest van de avond beziet hij Floor als een oude foto. Niks bijzonders. Gewoon papier met een plaatje. Het gaat om de herinnering. Want hij blijft wel nog drie dagen een beetje verliefd op Angelique. Die hij al in geen twintig jaar meer heeft gezien.