>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [16 september 2010 - nr 217)

              

 

 

Naar het strand

 

20 aug. 1919. Snikheet. De honden liggen op apegapen.

Hijgend zit Karel van de Woestijne in de schaduw

van een notelaar. Een zweetdruppel plenst op zijn

schrift. Zorgvuldig schrijft hij: ‘’t Is triestig dat het

regent in den herfst.’

(Hugo Claus)

 

Omdat het hem vorig jaar wel bevallen is, heeft Schoonebeek opnieuw domicilie gekozen in dat best wel deftige hotelletje in die alleszins beschaafde Nederlandse badplaats. Maar zoals overal geldt ook hier dat de mooiste dagen het ergst zijn. Vanzelfsprekend met dank aan Ankie Scheeren, dat wonderlijke filosofische en literaire multitalentje uit Limburg. En daarom beziet Schoonebeek vanaf zijn comfortabele herenhuisbalkon met genoegen hoe het in de rustige straat beneden hem inenen een drukte van belang is, omdat de zon zomaar achter de wolken verdwijnt, vaag gerommel onweer aankondigt en het gewone volk gehaast terugkeert van zee en strand. Altijd leuk om te zien.

Maar terwijl de eerste druppels vallen, aarzelend nog maar onmiskenbaar, begeeft zich een kleine optocht in omgekeerde richting. Voorop loopt een vermoeid ogende vrouw van een jaar of – wie zal het zeggen, tegen de dertig? Haar zwarte haren vallen in pieken langs haar gezicht en over haar schouders. Al maanden geen tijd gehad om er zelfs maar een kam doorheen te halen. In een draagzak van onbestemde kleur sluimert een baby. Dan volgen er twee kinderen, een jongetje en een meisje op blote voetjes, een lusteloos plastic schepje achter zich aan slepend. Het jongetje heeft een geel schepje, het meisje een blauw.

En dan komt de vader. Hij vormt een bezienswaardigheid op zich. Niet zozeer om zijn betrekkelijk neutrale verschijning (blauw T-shirt met onleesbaar weggewassen tekst, korte broek, sandalen), maar om wat Schoonebeek allemaal nog meer in hem leest. Hij is moe. Hij draagt een koelbox. Hij vraagt zich af hoe hij in deze situatie verzeild is geraakt, waar het is misgegaan in zijn leven.

Schoonebeek heft pesterig een glas koude witte wijn naar hem. Maar de man ziet het niet. De man ziet niets. Zijn lege ogen zitten bewegingloos in het grauwe hoofd.

Omdat Schoonebeeks balkon een mooi houten afdak heeft, kan hij redelijk droog die stoet nakijken, zelfs nu het begint te plenzen en de laatste badgasten gehaast de kust de rug toekeren. Ook de regen vermag geen verandering aan te brengen in houding en tempo van het tragische gezinnetje. Waarschijnlijk hebben de ouders na een doorwaakte nacht vanochtend vroeg eindelijk toegegeven aan de roep hunner kinderen, die in de grote vakantie toch ook eens één keer een dagje ergens heen wilden. En ‘ergens heen’ is in de vakantie natuurlijk ‘naar zee’.

Er zijn boterhammen gesmeerd en er is een thermoskan aanlenglimonade gebrouwen. Waarna de hele bups in een overjarige Opel Kadett westwaarts is getogen.

Om nu, hier, Schoonebeek zich ten volle met het geluk des levens te doen verenigen.