________________________________
[23
september 2010 - nr
218)
De weg terug
Hoewel
Schoonebeek al sinds jaar en dag geen arbeidsverplichtingen meer
heeft, houdt hij voor de vorm wel ieder jaar een paar weken
vakantie. En die zitten er nu op. Hij wandelt nog één keer door dat
stille, deftige dorp aan zee, drinkt nog één keer koffie in dat
stijlvolle etablissement met zicht op de branding – en dat dan ook
zo heet: “De branding”.
En dan wordt
het tijd om zijn koffer te pakken en huiswaarts te keren. Maar niet
zonder eerst nog een laatste bezoek af te leggen aan de prachtige
kwaliteitsboekhandel in het nabijgelegen oude stadje V. Waar ze,
behalve boeken, ook uitstekende lunches hebben. Schoonebeek
combineert er een salade met gerookte zalm en warme tonijn met een
karafje droge witte huiswijn van alleszins bevredigende kwaliteit.
Daarna wandelt
hij de boekenkasten nog even langs, koopt de verhalen van Tobias
Wolff in en zet dan toch definitief koers naar Tilburg. Maar op het
station van V doet zich iets vervelends voor. Schoonebeeks
gloednieuwe voordeelurenkaart met ov-chip blijkt bij de aanwezige
automaten niet bekend. Vreemd, want hij heeft het ding toch echt in
zijn handen. Het bestaat. Bovendien heeft het op de heenreis ook
naar behoren dienst gedaan. Wat te doen? Goede raad is duur,
zwartrijden nog duurder. Mits betrapt. En omdat de reis, inclusief
twee overstappen, toch wel een uurtje of twee gaat duren, is de kans
op kaartcontrole niet denkbeeldig. Inmiddels rolt de trein de statie
binnen en neemt Schoonebeek een besluit. Hij waagt het erop.
De terugreis
verloopt, mede dankzij Tobias Wolff, nogal vlot. En voordat hij weet
is de reis zijn laatste kwartier ingegaan. Maar dan is het toch
eindelijk zover.
De conducteur.
Met een gulle
lach en een luide stem, die in niets de dagelijkse ellende van de
beroepsgroep verraden, wandelt hij door de eerste klas. Voor iedere
reiziger een bemoedigend woord. Dan is Schoonebeek aan de beurt. Die
hem zo achteloos mogelijk de weigerachtige chipkaart overhandigt.
‘U bent
vergeten in te checken,’ houdt de conducteur het vriendelijk.
‘Maar ik heb
hem toch echt voor dat ding gehouden,’ voelt Schoonebeek zijn hoofd
mooi rood kleuren.
‘Tja.’ In de
reactie van de conducteur klinkt wantrouwen in de moderne techniek
mee en Schoonebeek ziet hoop gloren.
‘Heeft het
apparaat wel gepiept?’ informeert de conducteur bezorgd.
Schoonebeek
haalt zijn schouders op. ‘Daar heb ik eigenlijk niet zo op gelet,’
laat hij tamelijk oprecht klinken.
De conducteur
krabt zich eens wat in de haren. Er komt een piepklein beetje roos
los. ‘Waar moet u naar toe?’
‘Tilburg.’
Schoonebeek is blij dat hij eindelijk een vraag naar volle waarheid
kan beantwoorden.
‘Hm, da’s het
volgende station al,’ etaleert de conducteur zijn kennis van het
spoorwegnet. ‘Ik denk dat u die kaart toch even na moet laten
kijken.’
‘Ja,’ beaamt
Schoonebeek. ‘Dat vrees ik ook.’
Intussen heeft
de trein al vreselijk veel vaart geminderd en moet de conducteur
zich op andere werkzaamheden gaan voorbereiden. Zoals het blazen van
de fluit.
Schoonebeek
staat ook op. Maar bij de deur draait de conducteur zich nog één
keertje om.
‘Waar was u ook
alweer ingestapt?’ probeert hij slim.
Waarop
Schoonebeek, nog veel slimmer, het vorige station noemt.
De conducteur
knikt. Twijfelt. Knikt weer. De trein staat inmiddels stil. ‘Toch
eens na laten kijken,’ zegt hij.
Waarna die twee
heren uitstappen.
|