>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [7 oktober 2010 - nr 219)

              

 

 

Een gristelijk boek

 

Schoonebeek had zich juist aan dat tafeltje geïnstalleerd, samen met een veelbelovend boek en een dito glas Duvel, toen dat piepjonge meisje aarzelend op hem af schuifelde. Of piepjong, ze liep zo tegen de dertig, dus voor Schoonebeek, inderdaad.

‘Mijnheer, mag ik u iets vragen?’ klonk het zo bedeesd dat Schoonebeek er eerst geen acht op sloeg. Maar na een heel klein beetje luider ‘Mijnhéér’ keek hij toch op.

‘U bent toch die man van die stukjes…’

Schoonebeek keek het wicht eens aan alvorens te antwoorden. Ze droeg flinke witte kniekousen tussen een paar stevige stappers en een rok met ruit. Daarboven een uiterst beschaafd bloesje, en haar lieve toetje werd gedecoreerd door lange blonde haren en een miniem brilletje. Ondanks alle degelijkheid was ze mooi, vond Schoonebeek. En legde daarom het boek naast de Duvel en wees naar de lege stoel naast hem.

‘Zeker,’ sprak hij, ‘dat ben ik.’

‘Ik lees ze iedere week,’ fluisterde het meisje terwijl ze plaatsnam. ‘Wat leest u daar?’

Schoonebeek draaide de titel naar haar toe. Het was de nieuwe Jonathan Frantzen.

‘Mooi?’ informeerde ze lauw.

Schoonebeek haalde zijn schouders op. ‘Men zegt het. Ik wilde er net in beginnen.’

‘Oh,’ schrok het meisje en ze wilde opstaan. Maar dat wilde Schoonebeek nog niet. Want ze had wel iets leuks.

‘Je ging het over mijn stukjes hebben?’ hield hij haar nog even aan tafel.

Haar hoofd bewoog iets tussen ja en nee.

‘U schrijft heel mooi,’ opende ze voorzichtig. ‘Maar ze zijn niet goed.’

Daar keek Schoonebeek van op. ‘Niet goed,’ herhaalde hij. ‘Mooi, maar niet goed.’

‘Ik mis er vertrouwen in.’ Dat klonk inenen heel resoluut.

Schoonebeek nam een ogenblik de tijd voor zijn Duvel. En dacht na. Maar dat wilde niet meteen zo lukken.

‘Vertrouwen hè?’ zei hij daarom maar.

‘In het leven,’ knikte ze. ‘Zoals de Here dat tenminste bedoeld heeft.’

Schoonebeek glimlachte. De kniekousjes vielen eindelijk op hun plaats.

‘Misschien komt dat wel omdat ik niet in die Here geloof,’ opperde hij. ‘Omdat ik mijn eigen Here ben.’

Nu was zij aan de beurt om verrast te zijn. ‘Uw eigen Here? Maar dat kan helemaal niet!’

‘Oh, en waarom dan niet?’

‘Omdat er maar één Here is, natuurlijk!’ Ze had er bijna ‘gekkie’ achteraan geplakt, althans, dat meende Schoonebeek te horen.

‘Bent u daarom helemaal achter mij aan dit café binnengeslopen? Om dat te zeggen?’

‘Om u te waarschuwen. Iemand die zo mooi schrijft kan dat talent namelijk veel beter gebruiken.’

‘Juist,’ begreep Schoonebeek. ‘Om een christelijk boek te schrijven zeker.’

‘Nee,’ sprak zei lichtelijk geschrokken. ‘Er is maar een gristelijk boek en dat is de Schrift van de Here.’

‘Maar wat moet ik dan met mijn ongebreidelde talent,’ probeerde Schoonebeek oprecht wanhopig te klinken.

Ze schudde haar hoofd over zoveel onwetendheid. ‘Hem dienen, natuurlijk,’ zei ze toen. ‘En zou ik misschien een glaasje spa van u mogen? Ik heb geen geld.’