________________________________
[7
oktober 2010 - nr
219)
Een gristelijk
boek
Schoonebeek had
zich juist aan dat tafeltje geïnstalleerd, samen met een
veelbelovend boek en een dito glas Duvel, toen dat piepjonge meisje
aarzelend op hem af schuifelde. Of piepjong, ze liep zo tegen de
dertig, dus voor Schoonebeek, inderdaad.
‘Mijnheer, mag
ik u iets vragen?’ klonk het zo bedeesd dat Schoonebeek er eerst
geen acht op sloeg. Maar na een heel klein beetje luider ‘Mijnhéér’
keek hij toch op.
‘U bent toch
die man van die stukjes…’
Schoonebeek
keek het wicht eens aan alvorens te antwoorden. Ze droeg flinke
witte kniekousen tussen een paar stevige stappers en een rok met
ruit. Daarboven een uiterst beschaafd bloesje, en haar lieve toetje
werd gedecoreerd door lange blonde haren en een miniem brilletje.
Ondanks alle degelijkheid was ze mooi, vond Schoonebeek. En legde
daarom het boek naast de Duvel en wees naar de lege stoel naast hem.
‘Zeker,’ sprak
hij, ‘dat ben ik.’
‘Ik lees ze
iedere week,’ fluisterde het meisje terwijl ze plaatsnam. ‘Wat leest
u daar?’
Schoonebeek
draaide de titel naar haar toe. Het was de nieuwe Jonathan Frantzen.
‘Mooi?’
informeerde ze lauw.
Schoonebeek
haalde zijn schouders op. ‘Men zegt het. Ik wilde er net in beginnen.’
‘Oh,’ schrok
het meisje en ze wilde opstaan. Maar dat wilde Schoonebeek nog niet.
Want ze had wel iets leuks.
‘Je ging het
over mijn stukjes hebben?’ hield hij haar nog even aan tafel.
Haar hoofd
bewoog iets tussen ja en nee.
‘U schrijft
heel mooi,’ opende ze voorzichtig. ‘Maar ze zijn niet goed.’
Daar keek
Schoonebeek van op. ‘Niet goed,’ herhaalde hij. ‘Mooi, maar niet
goed.’
‘Ik mis er
vertrouwen in.’ Dat klonk inenen heel resoluut.
Schoonebeek nam
een ogenblik de tijd voor zijn Duvel. En dacht na. Maar dat wilde
niet meteen zo lukken.
‘Vertrouwen
hè?’ zei hij daarom maar.
‘In het leven,’
knikte ze. ‘Zoals de Here dat tenminste bedoeld heeft.’
Schoonebeek
glimlachte. De kniekousjes vielen eindelijk op hun plaats.
‘Misschien komt
dat wel omdat ik niet in die Here geloof,’ opperde hij. ‘Omdat ik
mijn eigen Here ben.’
Nu was zij aan
de beurt om verrast te zijn. ‘Uw eigen Here? Maar dat kan helemaal
niet!’
‘Oh, en waarom
dan niet?’
‘Omdat er maar
één Here is, natuurlijk!’ Ze had er bijna ‘gekkie’ achteraan
geplakt, althans, dat meende Schoonebeek te horen.
‘Bent u daarom
helemaal achter mij aan dit café binnengeslopen? Om dat te zeggen?’
‘Om u te
waarschuwen. Iemand die zo mooi schrijft kan dat talent namelijk
veel beter gebruiken.’
‘Juist,’
begreep Schoonebeek. ‘Om een christelijk boek te schrijven zeker.’
‘Nee,’ sprak
zei lichtelijk geschrokken. ‘Er is maar een gristelijk boek en dat
is de Schrift van de Here.’
‘Maar wat moet
ik dan met mijn ongebreidelde talent,’ probeerde Schoonebeek oprecht
wanhopig te klinken.
Ze schudde haar
hoofd over zoveel onwetendheid. ‘Hem dienen, natuurlijk,’ zei ze
toen. ‘En zou ik misschien een glaasje spa van u mogen? Ik heb geen
geld.’
|