________________________________
[18 november 2010 - nr 225)
Out of the box
Omdat
Schoonebeek ook niet de beroerdste is, wil hij af en toe best even
meedenken met onze regeerders waar het gaat om de toekomst van een
breekbare samenleving als de onze.
Hoewel,
méédenken.
Dat heeft hij
toch altijd wel een beetje mal gevonden. Het is zo’n zinloze
bezigheid, nietwaar? Zoals laatst. Toen bij stadscafé Meesters zo’n
tamelijk snel jongmens de kleuter-NRC zat te lezen en plotsklaps
Schoonebeek annexeerde als sparring partner voor zijn
oppervlakkige gedachtetjes. Hij zei het ook letterlijk zo:
‘Mijnheer, mag ik even met u sparren?’ Waar hij, nog voor
Schoonebeek afwijzend had kunnen reageren, een exposé van meer dan
vijf minuten op liet volgen. Het had iets met de wereldeconomie van
doen, met de pensioenen van de vergrijzende babyboomers, met
werken-voor-je-geld, met subsidiekranen en met Europa. Het ging,
kortom, over geld, een onderwerp waar Schoonebeek, beschaafd als hij
is, nimmer over spreekt. Omdat het te plat is. Meer iets voor
proleten. Voor nouveaux riches. Voor parvenu’s. Echt zo’n onderwerp
waar rechts Nederland de vingers bij aflikt.
Schoonebeek
haakte dus na een seconde of twaalf al af. En toen de snelle
jongeling er tenslotte een nogal dwingend ‘Vindt u ook niet?’ op
liet volgen, kon Schoonebeek slechts heel oprecht ‘Nee’ antwoorden.
‘Nee?’ verslikte het jongmens zich haast in
zijn latte macchiato.
Schoonebeek (‘doe mij maar een kopje gewone koffie’) schudde somber
het hoofd.
‘Maar u moet
wel even met mij méédenken!’ sprak het jongmens hem bestraffend toe.
Alsof Schoonebeek een spelregel had overtreden waar het belang van
de conversatie ernstig op leunde.
‘Nee, ik
probeer juist tégen te denken,’ legde Schoonebeek het snelle
jongmens geduldig uit. ‘Anders komen we geen stap verder.’
Hier moest de
ander even over nadenken. Waarna hij de opmerking dan toch wel kon
plaatsen.
‘U wil even
out of the box denken,’ begreep hij.
Maar nu was het
Schoonebeeks beurt om de gedachtewisseling te doen stokken. Out
of the box, wat was dát in godsnaam nou weer?
‘Maar dat hoeft
helemaal niet hoor,’ stelde de jongen hem vroegtijdig gerust. ‘Want
de zaak is helder.’ Waarna hij aan een lange zin begon waarin drie
keer het woord ‘financiën’ voorkwam. In verschillende
samenstellingen, dat wel.
En Schoonebeek
moest aan het gerucht denken dat Eskimo’s zestig verschillende
woorden voor allerlei soorten sneeuw kenden. Deze jongen, die
wellicht hoogstpersoonlijk de toekomst van een geglobaliseerde
wereld hoedde, kende ongetwijfeld zestig verschillende woorden voor
geld. Of meer.
‘Maar het
draait toch niet om geld?’ opperde Schoonebeek daarom expres een
beetje sarrend.
De blik die de
snelle jongen Schoonebeek nu gunde, was een vrijwel perfecte
imitatie van die der vroegste ontdekkingsreizigers die voor het
eerst pygmeeën zagen. ‘Het lijkt in allerlei opzichten op een mens,
maar wat is het eigenlijk?’ Zo’n blik. Het deed Schoonebeek
goed. Hij bestelde derhalve een Duvel en informeerde of de snelle
jongen ook iets wilde drinken. Die dacht even na. En vroeg toen: ‘U
betaalt?’
Wat Schoonebeek
weliswaar vreemd, maar toch ook weer wel aardig vond.
|