________________________________
[27
januari 2011 - nr
235)
Gedichtendag
Gedichtendag
moet je vieren, meent Schoonebeek. Hij heeft derhalve zijn ijskast
gevuld met gekruide gehaktballetjes en flesjes Duvel en op tafel
liggen een stuk of zes onlangs aangeschafte dichtbundels van diverse
uitvoerenden - de één wat bijzonderder dan de ander. De cd op de
achtergrond is van Chet Baker.
De bundel die
de meeste indruk maakt is Sylvia van Lies van Gasse. Die
bundel, nee, dat gedicht, nee, dat eh ding is zo mooi dat
Schoonebeek er zelfs ooit een tamelijk lovende recensie over heeft
geschreven. En die ging zo:
“Verstripte
literatuur. Er zijn nog steeds liefhebbers van de schone letteren
die het woord met in azijn gedrenkte tong uitspreken. Toch is er met
De avonden, getekend door Dick Matena, in feite niks mis. Al
was het maar omdat Reves tekst integraal en ongeschonden deel
uitmaakt van dat stripverhaal. De enige kritiek die je er dan nog op
kan bedenken is dat de schrijver het in 1947 zo nooit bedoeld
heeft. Maar ja, wie leest er eigenlijk nog literatuur om de
bedoeling van de schrijver te achterhalen? We mogen al blij zijn als
we er met een beetje moeite onze eigen bedoeling uit kunnen peuren.
Ik sta zelf
tamelijk ruimhartig tegenover het lezen van (goede, dat wel)
graphic novels. Ik heb dat, denk ik, een beetje meegekregen van
Frits Niessen, mijn erudiete en cultureel bevlogen leraar Nederlands
die ons vele decennia geleden sterk adviseerde om ook eens een werk
van Marten Toonder te lezen voor de lijst. Ik geloof niet dat ik
zijn goede raad destijds heb opgevolgd, maar sedertdien heb ik wel
talloze Bommelverhalen verslonden – in de geruststellende wetenschap
dat zij voorzien waren van het hoogwaardige keurmerk van Niessen.
En nu zit ik
dan in Sylvia te bladeren. Graphic poem staat er het
op het omslag. Dichter en beeldend kunstenaar Lies van Gasse smeedt
tekeningen en handgeschreven teksten aaneen tot een intrigerend
liefdesgedicht, geïnspireerd door Shakespeares Two gentlemen of
Verona (en niet in Verona, zoals de bundel abusievelijk
vermeldt). Een man verlaat zijn vrouw van wie hij geheel vervreemd
is geraakt. Maar hoe ver hij ook vlucht, het lukt hem niet om van
haar los te komen. Een (gefantaseerd!) kind vergezelt de man en
groeit langzaam maar zeker uit tot de verpersoonlijking van een
beklemmende maar onvermijdelijke relatie.
Hoewel het
gedicht onmiskenbaar een verhalende strekking heeft, is de taal
poëtisch. Ik geef twee fragmenten om dat te illustreren, om te
beginnen de eerste regels:
We wisten dat
niet iedereen
de dagen hand
in hand
doorbracht.
Wij zouden
rusteloos waggelen. Af en toe
de snavel onder
een vleugel steken.
Maar het
landschap was veranderd.
We werden
elkaars schaduw.
De zon lekte
door het
keukenraam.
Sylvia
zocht naar
vlekken
in het
landschap.
Tegen het eind
beschrijft Sylvia haar eenzaamheid in een brief aan de verdwenen man
en bezorgt het gedicht via het vlekkenmotief een mooi cyclisch slot
(al krijgt het verhaal daarna nog wel een piepklein staartje). Ze
eindigt met
Ik zal je niets
vragen over wat er gebeurd is. Begrijp alleen
dat ik mij
uitbreid als een zwarte vlek.
Maar het gaat
in Sylvia niet alleen om de woorden – misschien zelfs niet
eens in de eerste plaats. De tekeningen van Van Gasse benadrukken de
beklemming en de vervreemding zo mogelijk nog meer dan de tekst.
Maar het is natuurlijk vooral de unieke combinatie van de twee die
van dit graphic poem een kleinood maakt dat zowel literair
als qua vormgeving de moeite waard is – en toegankelijk bovendien.”
En daar staat
Schoonebeek nog steeds als één man achter.
____________________________________
Lies van Gasse:
Sylvia. (2010). Amsterdam: Wereldbibliotheek.
Isbn 978 90 284
2322 0, €17,90, 92 blz.
|