________________________________
[3
februari 2011 - nr
236)
Snelle koppen
Op
zaterdagochtend gaat Schoonebeek gewoontegetrouw eerst de kranten
kopen. De regionale courant en het landelijk avondblad komen altijd
keurig aan huis, maar voor de rest vervoegt hij zich rond een uur of
tien bij de leverancier. En er valt nogal wat onder ‘de rest’. Zo
zijn daar allereerst twee andere landelijke ochtendbladen, Trouw
en De Volkskrant. En er mag tenminste één weekblad met hem
mee. Deze week is het De groene Amsterdammer. Het buitenland
wordt afgedekt door The Times, The International Herald
Tribune en het weekblad Newsweek. Deze aankopen vormen
Schoonebeeks bijdrage aan een betere wereld: hij is er het hele
weekeinde mee zoet en kan dus niet de straten afschuimen op zoek
naar amok.
Met het tasje
slentert hij dan naar een rustig café teneinde alvast wat koppen te
snellen.
Maar op het
Piusplein treft hem inenen een wonderlijk tafereel. Over gesnelde
koppen gesproken. Op het terras van café Hoegaarden aldaar liggen de
tafels bezaaid met een opmerkelijk soort muzikanten. Trommels,
tuba’s, een contrabas, stuk voor stuk voorzien van een wat vermoeid
ogend maar wel lachend gelaat én een paar armpjes om zichzelf te
bespelen. Vanuit de hoek kijkt een trekharmonica hem smekend aan.
‘Help,’ spreekt
de trekharmonica. ‘Neem me mee. Ik ben ook maar een mens.’
Het mag niet
baten. Het is niet omdat Schoonebeek een hart van steen zou hebben,
maar toch eerst en vooral omdat het hem nogal een mal gezicht lijkt,
als hij met een trekharmonica met zekere menselijke voorzieningen
over straat gaat lopen. Hij negeert het instrument en bekijkt de
rest van het orkest eens rustig. Op een tafeltje ligt een wat
masochistisch aangelegd trommeltje. Met twee dappere knuistjes om er
zichzelf mee van katoen te geven. De wat scheve lach illustreert hoe
ooit al vitale hersendelen zijn geraakt. Niet meer te redden. En ook
de tuba maakt een wat opgeblazen indruk.
Alleen de
contrabas straalt voorname berusting uit. ‘Kijk,’ vermaant
Schoonebeek de trekharmonica in stilte. ‘Neem een voorbeeld aan de
contrabas en draag je lot met verve.’ Het helpt niet, de
trekharmonica blijft zeuren.
Waarop
Schoonebeek zich op de hakken omdraait en op weg gaat naar dat café
waar vooralsnog geen carnavaleske voorbereidingen het lees- en
drinkplezier zullen bederven. Op naar zijn te snellen koppen.
|