>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [24 maart 2011 - nr 243)

              

 

 

Voorjaar

 

Het voorjaar slaat weer toe, met alle gevolgen van dien. Schoonebeek wordt er een tikje ongedurig van. ’s Nachts vriest het. ’s Ochtends is het koud. Een dikke jas en een extra das zijn geen overbodige luxe op weg naar de supermarkt. Maar dat ontdekt hij pas als hij buiten komt. Want met de zon in volle actie op het slaapkamerraam suggereert de buitenwereld nog iets heel anders.

Na de boodschappen is het tijd voor koffie. De terrassen zijn leeg en berijmd, maar binnen is het goed toeven. Een stukje chocoladetaart of een warm worstenbroodje, een krant en twee dubbele koffies (die om volstrekt onbegrijpelijke redenen in Schoonebeeks pleisterplaats inenen lungo doppio’s heten – Tilburg is potdomme Napels niet).

Hij gaat zeer op in het nieuws en geniet van de kabinetsbrief over die helikoptervlucht naar Libië. Grappige feiten: eerder was er ook al zo’n vlucht mislukt en de te redden man wilde helemaal niet. Schoonebeek ziet plotsklaps Hillen voor zich als padvinder die een oud vrouwtje helpt oversteken, terwijl het mensje protesteert dat het helemaal niet aan de overkant moet zijn. Nederland op zijn kleinst, of erger: op zijn grootst.

Een uurtje later verlaat Schoonebeek het café en loopt meteen voor aap. De wereld is veranderd. De zon schijnt, het is warm, het terras zit vol en de jongelui lopen zomers ontkleed door de stad. Strakke truitjes, korte rokjes, open bloesjes. Er worden ijsjes gegeten. Uit een open raam boven een winkel klinkt een oude schlager.

En daar loopt hij dan tussen met zijn dikke winterjas en dito das. Het schijnt hem toe dat iedereen hem nawijst. ‘Die gast is zeker van de winter al van huis gegaan.’

Weer thuis smijt Schoonebeek de jas over een stoel en zet het op een nadenken. Hoe moet hij deze nieuwe, onverwachte wereld het hoofd bieden? Maar het enige dat hem te binnen wil schieten is dat dat vroeger vanzelf ging. En nu dus niet.

Alweer een bewijs van de aanstormende ouderdom.