>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [7 april 2011 - nr 245)

              

 

 

Masculiene zwijntjesdag

 

Hoe lang is Martin Bril intussen al dood? Een jaar? Twee? Schoonebeek weet het niet. De tijd gaat doorgaans gekmakend snel, dus het zullen er wel twee zijn. Op zijn minst.

Goed, twee jaar bedraagt dus de incubatietijd ter bezoedeling van een nagedachtenis. Van de doden niets dan goeds, maar na twee jaar moet het afgelopen zijn. Dan is de ontslapene weer net zo vogelvrij als dat hij bij leven was.

Zoals eerder gemeld heeft Schoonebeek een week geleden voor een bevriend instituut een werkwinkel gehouden ter bevordering van het schrijven van columns – door het betreffende instituut heel deftig met ‘columnistiek’ aangeduid.

Ach.

Schoonebeeks gehoor bestond uit 36 geïnteresseerde, of in ieder geval nieuwsgierige studenten, ongeveer voor tweederde vrouwen. De werkwinkel eindigde met een schrijfopdracht, die, geheel in lijn met wat vooraf ging, luidde: schrijf een korte column van ten hoogste 150 woorden. Een taak waarvan de instituutsstudenten zich zeer naar behoren kweten.

Maar hoewel Schoonebeek het onderwerp had vrijgelaten, schreven maar liefst zeven van de vrouwen over de lente. Tegenover geen van de mannen.

En van die zeven beschreef er welgeteld eentje het geluk van barrevoets door het lentegras te dartelen. Schoonebeek heeft geen idee meer wie het was, maar zonder twijfel was de auteur iemand met wie het moeizaam samenleven is. Althans voor minder grazige types zoals, Schoonebeek. Hij werd al moe als hij eraan dacht.

De andere zes schreven over rokjesdag. Maar het waren geen vrolijke stukjes. Zij trokken gezessen één lijn. Eindelijk lente, je wilt heel graag iets luchtigs aan, maar vanaf ’s ochtends vroeg staan overal de mannen al kwijlend voor de ramen, want het is rokjesdag. Ze willen zien, bekijken, begluren, waar ze recht op hebben. En de zes columnistes wezen dat zeer af.

Voor deze zes dus geen rokje, begreep Schoonebeek.

En nou hij er over nadacht: de oogst viel eerlijk gezegd ook wel wat tegen op de eerste mooie lentedag van het jaar. Als Schoonebeek de gewaden van drie bejaarde moslima’s even niet meetelde, kwam hij om precies te zijn uit op ruim nul. Hij vermoedde toen dat het misschien toch nog een beetje frisjes was voor de onbedekte dame.

Maar nu vreest hij een complot. Die arme Martin Bril. Amper twee jaar dood en nu al weggezet als een masculien zwijn. Bah. Schoonebeek is oprecht ontdaan.

En ach, van de andere kant, als hij heel eerlijk is, dan kan hij met een zacht stemmetje misschien het ethische gelijk van de opstandige vrouwen nog wel erkennen.

Maar esthetisch zitten ze er volkomen naast.