________________________________
[14 april 2011 - nr
246)
Koud
En toen was het
inenen weer een stuk kouder. Het terras waarop Schoonebeek ’s
maandags met twee goede vrienden nog zo zonovergoten gedineerd had,
lag er maar stilletjes bij. De dekens voor de rokers waren terug uit
het magazijn. Alleen een aanbieding met glühwein ontbrak er nog maar
aan.
Een dame in een
ooit flitsend sneeuwjack kroop wat kleumerig in een hoekje en stak
een sigaret op. Ze keek Schoonebeek, die juist naar binnen wilde,
aan met een blik die het midden hield tussen die van huisdieren van
uiteenlopende aard. En allemaal wilden ze aangehaald worden door de
baas. Zelfs de goudvis.
‘’t Is anders
maar stilletjes op het terras,’ plaatste ze een openingszet.
Schoonebeek
knikte en hield even in. Dat had hij beter niet kunnen doen. De
goudvis werd een haai en de hond en de kat verkeerden in een wolf en
een tijger. Geen van alle roofdieren die er om bekend staan dat ze
een prooi makkelijk uit handen geven.
‘Wat vindt u
daar nou van, dat rokers zoals ik hier in de kou moeten zitten?’
Schoonebeek
overwoog drie eerlijke antwoorden, maar plaatste ze alle drie op de
reservebank. Uit voorkomendheid.
‘Tja,’ was het
enige onschuldige wat hem restte.
‘Rokers zijn
toch ook mensen,’ mopperde de vrouw hem in het avondfrisse gelaat.
Hetgeen Schoonebeek niet vermocht te ontkennen. ‘Bij uitstek,’
antwoordde hij. En wachtte verdere schermutselingen af.
‘Dat bedoel ik,’
was echter het enige dat de vrouw nog mee te delen had. Een
conclusie die ieder argument mijlenver vóór bleef.
Schoonebeek
zuchtte. Wat nu? Omdat hij nou eenmaal stilstond, vergde naar binnen
lopen een verse actie. In beweging komen, de vrouw de rug toekeren
en achter de cafédeur verdwijnen. Niet echt hoffelijk. Maar
stilstaan leverde natuurlijk ook niet zo veel op. Hoeveel
makkelijker was gewoon dóórlopen niet geweest.
‘U aarzelt.’ Ze
zei het zonder enige lading. Een droge constatering van een neutraal
gegeven.
Schoonebeek
knikte weer. ‘Ik eh… (heb een afspraak binnen, wilde hij bijzonder
graag liegen)’. Maar ze was hem voor. ‘U hebt zeker een afspraak,’
opperde ze somber. ‘Dat kan ik zien. U staat namelijk behoorlijk in
dubio.’
Schoonebeek
draaide zich nu ten volle naar haar toe. Devoot bijna, als naar een
orakel.
‘Die afspraak
is belangrijk. Maar ook weer niet zo heel erg,’ diste ze
Schoonebeeks leven uit een heel nieuw doosje op. ‘En van de andere
kant wilt u natuurlijk ook graag even aanschuiven bij een toch niet
zo heel onaantrekkelijke vrouw. Ook al rookt ze.’
Schoonebeek
dacht even na. En keek nog eens goed naar dat orakel. Blond. Met
onder het jack een dure spijkerbroek en witte gympen. Een jaar of
veertig, schatte hij. Maar met een alleszins goed geconserveerde
huid. Hij nam een besluit.
‘Ik bestel
binnen even koffie,’ zei hij. ‘Wat wilt u?’ Ze wilde ook wel koffie.
Altijd een goed begin meende ze.
Eenmaal binnen
duurde het even voordat Schoonebeek de rokende vrouw uit zijn kleren
had geschut. Maar toen dook hij ook weg in de verste hoek en besteld
een glas Duvel.
|