>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [14 april 2011 - nr 246)

              

 

 

Koud

 

En toen was het inenen weer een stuk kouder. Het terras waarop Schoonebeek ’s maandags met twee goede vrienden nog zo zonovergoten gedineerd had, lag er maar stilletjes bij. De dekens voor de rokers waren terug uit het magazijn. Alleen een aanbieding met glühwein ontbrak er nog maar aan.

Een dame in een ooit flitsend sneeuwjack kroop wat kleumerig in een hoekje en stak een sigaret op. Ze keek Schoonebeek, die juist naar binnen wilde, aan met een blik die het midden hield tussen die van huisdieren van uiteenlopende aard. En allemaal wilden ze aangehaald worden door de baas. Zelfs de goudvis.

‘’t Is anders maar stilletjes op het terras,’ plaatste ze een openingszet.

Schoonebeek knikte en hield even in. Dat had hij beter niet kunnen doen. De goudvis werd een haai en de hond en de kat verkeerden in een wolf en een tijger. Geen van alle roofdieren die er om bekend staan dat ze een prooi makkelijk uit handen geven.

‘Wat vindt u daar nou van, dat rokers zoals ik hier in de kou moeten zitten?’

Schoonebeek overwoog drie eerlijke antwoorden, maar plaatste ze alle drie op de reservebank. Uit voorkomendheid.

‘Tja,’ was het enige onschuldige wat hem restte.

‘Rokers zijn toch ook mensen,’ mopperde de vrouw hem in het avondfrisse gelaat. Hetgeen Schoonebeek niet vermocht te ontkennen. ‘Bij uitstek,’ antwoordde hij. En wachtte verdere schermutselingen af.

‘Dat bedoel ik,’ was echter het enige dat de vrouw nog mee te delen had. Een conclusie die ieder argument mijlenver vóór bleef.

Schoonebeek zuchtte. Wat nu? Omdat hij nou eenmaal stilstond, vergde naar binnen lopen een verse actie. In beweging komen, de vrouw de rug toekeren en achter de cafédeur verdwijnen. Niet echt hoffelijk. Maar stilstaan leverde natuurlijk ook niet zo veel op. Hoeveel makkelijker was gewoon dóórlopen niet geweest.

‘U aarzelt.’ Ze zei het zonder enige lading. Een droge constatering van een neutraal gegeven.

Schoonebeek knikte weer. ‘Ik eh… (heb een afspraak binnen, wilde hij bijzonder graag liegen)’. Maar ze was hem voor. ‘U hebt zeker een afspraak,’ opperde ze somber. ‘Dat kan ik zien. U staat namelijk behoorlijk in dubio.’

Schoonebeek draaide zich nu ten volle naar haar toe. Devoot bijna, als naar een orakel.

‘Die afspraak is belangrijk. Maar ook weer niet zo heel erg,’ diste ze Schoonebeeks leven uit een heel nieuw doosje op. ‘En van de andere kant wilt u natuurlijk ook graag even aanschuiven bij een toch niet zo heel onaantrekkelijke vrouw. Ook al rookt ze.’

Schoonebeek dacht even na. En keek nog eens goed naar dat orakel. Blond. Met onder het jack een dure spijkerbroek en witte gympen. Een jaar of veertig, schatte hij. Maar met een alleszins goed geconserveerde huid. Hij nam een besluit.

‘Ik bestel binnen even koffie,’ zei hij. ‘Wat wilt u?’ Ze wilde ook wel koffie. Altijd een goed begin meende ze.

Eenmaal binnen duurde het even voordat Schoonebeek de rokende vrouw uit zijn kleren had geschut. Maar toen dook hij ook weg in de verste hoek en besteld een glas Duvel.