________________________________
[21 april 2011 - nr
247)
Saar
Schoonebeek
kende Saar alleen maar als schoolkind. Eén van de vriendinnetjes van
zijn dochter en hij weet zelfs niet bij benadering van welke dochter
precies. Een beetje dikkig meisje dat nooit zo goed meekon met
gymnastiek. Iets wat Schoonebeek zeer voor haar innam. Zo’n meisje
ook dat altijd wanhopig met de kindermode meedeed, zonder dat haar
ook maar iets echt stond. Saar verdween uit beeld toen er middelbare
scholen gekozen moesten worden en haar ouders om volstrekt
onnaspeurbare redenen niet de keuze van de Schoonebeeks volgden.
En nu staat ze
hier dan. Twintig jaar ouder en een hele mevrouw. Dat heeft
Schoonebeek zojuist ook gezegd: ‘Nou, je bent een hele mevrouw
geworden.’ Schoonebeek heeft inmiddels de leeftijd bereikt waarop
een man zulke dingen ongestraft tegen een vrouw kan zeggen. Vindt
hij.
Saar was met
een stel collega’s bij Meesters binnengekomen en had zich aan hem
voorgesteld.
Dat was nodig
omdat Schoonebeek in het begin geen idee had. Er stond ineens een
mooie jonge vrouw voor hem die ‘dag meneer Schoonebeek’ zei. Ze was
slank. Modieus, smaakvol en toch sportief maar vooral behoorlijk
prijzig gekleed. Van dat laatste heeft Schoonebeek geen verstand,
maar hij zag het meteen.
En nu zit ze
aan zijn tafeltje met genoeg zelfvertrouwen om de collega’s een
tijdje de collega’s te laten.
Of ze wat wil
drinken, informeert Schoonebeek. Ja, witte wijn.
Of ze nog
verder geleerd heeft? Ja, wiskunde en wetenschapsfilosofie.
Of ze een leuke
baan heeft? Ja, ze is iets hoogs bij een NGO (dat moet Schoonebeek
straks even opzoeken).
Dan informeert
ze naar zijn dochter, haar oude vriendinnetje. Maar die heeft haar
studie niet afgemaakt en zit op een kantoor. Drie dagen in de week.
Én ze heeft een kindje.
Het kindje
vertedert Saar moeiteloos. Ze wil er alles over weten. Waardoor het
gesprek iets vertrouwelijks krijgt wat Schoonebeek wel bevalt. Want
Saar is uitgegroeid tot een buitengewoon aantrekkelijk dame. Maar op
zeker moment spoelt een allerliefst ‘Maar dan bent u dus opa!’
iedere illusie weg in het riool van de onbereikbaarheid.
Maar nu wil
Schoonebeek toch ook wel iets van Saar weten. Ja, ze is getrouwd en
nee, ze heeft geen kinderen.
‘Maar we denken
er wel over hoor, Jolande en ik.’
En omdat
Schoonebeek in de praktijk nog lang niet zo ver is als in zijn
theorie van progressieve tolerantie, verstaat hij gewoon ouderwets
‘Johan’. Pas als Saar wat begint te mopperen over de lastige weg die
een lesbisch stel moet bewandelen om vruchtdragend te worden (‘alsof
lesbisch niet doodgewoon is’), valt het kwartje. Waarna hij moet
vaststellen dat de gedachte aan Saar met een vrouw hem wel een
tikkeltje opwindt.
Als zij even
later opstaat om zich bij haar collega’s te voegen, hoopt hij zozeer
de kennismaking een beetje te bestendigen dat hij haar toevoegt:
‘Dag Saar, tot gauw maar weer eens, hoop ik.’
Waarop Saar met
een lieve en verrukkelijke glimlach antwoord: ‘Dag opa.’
|