>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [19 mei 2011 - nr 251)

              

 

 

Booker Prize

 

Er zijn veel dingen die Schoonebeek weet. Dat Rabat de hoofdstad van Marokko is. Dat het vanwege de kwalijke dampen geen lolletje was om in Delphi orakel te zijn. Dat het oudste nog bestaande tijdschrift van Nederland dit jaar 174 wordt. Dat de krant de Mainzer Beobachter nooit bestaan heeft.

En hij weet ook heel veel niet. Maar dat hangt hij doorgaans niet aan de grote klok. Goed luisteren en op het juiste moment knikken en iemand anders parafraseren is het devies. Werkt altijd.

Maar soms moet hij, uiteraard in volstrekte eenzaamheid, toegeven dat er een lacune in zijn eruditie blootgelegd is.

Van de Booker Prize (liefst zonder dat vervelende gesponsorde ‘Man’ ervoor) weet hij bijvoorbeeld dat het een literaire prijs is voor een Engelstalig boek. Maar dat niet alleen, het moet ook nog eens om een schrijver uit het Britse Gemenebest gaan. Waarmee de prijs in feite een koloniaal erfstuk is. Zodat de alom tot de Schotse literatuur gerekende schrijver Michel Faber in 2002 de prijs aan zijn neus voorbij zag gaan voor zijn onvolprezen meesterwerk The Crimson Petal and the White – in het Nederlands zo deerniswekkend vertaald als Lelieblank, scharlakenrood.

Wat was het probleem?

Faber, die al bijna een mensenleven lang in Schotland woont, maar ooit (in 1960) in Den Haag is geboren, had wellicht uit onachtzaamheid verzuimd de Nederlandse nationaliteit in te ruilen voor de Britse. Zodoende.

En daarom dacht Schoonebeek ‘Ha!’, toen het avondblad van de week kort op de voorpagina meldde dat Philip Roth de Booker Prize had gewonnen. Dat kon dus niet. Amerikanen kunnen veel, maar de Booker Prize winnen, nee. Geen Gemenebest, nietwaar?

Daarom bladerde Schoonebeek haastig door naar de cultuurpagina’s om de fout deemoedig hersteld te zien.

Niets daarvan.

Roth had de Man Booker International Prize verworven. Een oeuvreprijs die eens in de twee jaar wordt uitgereikt en waarvan Schoonebeek nog nooit had gehoord.

Elk ander zou dan iets zeggen in de trant van ‘weer iets geleerd’. Zo niet Schoonebeek. Die slikt de bittere pil van deze pijnlijke aanvulling op zijn eigen mankerende kennis door en zal de eerste de beste die zich verbaast over een Gemenebestprijs voor een Amerikaan meedogenloos neersabelen wegens een schromelijk tekortschietende algemene ontwikkeling. Waarna hij zich hoofdschuddend van de onwetende af zal keren, onderwijl mopperend: ‘Sommige mensen weten ook niets!’