________________________________
[26 mei 2011 - nr
252)
Een goed verhaal
Schoonebeek
houdt van een goed verhaal. Bijvoorbeeld:
"Op een
tropisch eiland loopt een vrouw met halssnoer en panamahoed over de
witte veranda van een hotel. Ze heeft betere tijden gekend, in haar
paspoort zit een foto die duidelijk in een andere tijd en op een
andere plek op aarde thuishoort. Ze ziet er nu heel anders uit. De
herinneringen aan haar verleden zijn verwaaid in de wind. Ze loopt
het hotel in en hoort een stem uit de kaartkamer die haar
binnenroept. Ze glimlacht en loopt de andere kant op, terwijl de
laatste schepen de haven verlaten en de maan achter de wolken
verdwijnt.
De volgende
ochtend komt de Griek naar beneden en vraagt bij de receptie om een
touw en een pen.
‘Pardon,
monsieur,’ zegt de receptionist, ‘begrijp ik u wel goed?’ Buiten
trekt een gele mist op, de Griek gaat naar de tweede etage en komt
de vrouw tegen op de trap. Zij ziet hem voor de Russische
ambassadeur aan en wil een praatje beginnen. Maar hij loopt door en
buiten steekt een storm op.
In de lobby zit
een soldaat met een miezerig mannetje te onderhandelen over een ring
die hij wil kopen. De bliksem slaat in, het licht valt uit, de
receptionist schrik op en roept: ‘Kan er nog iemand iets zien?’ Op
de tweede verdieping komt de Griek blootsvoets zijn kamer uit met
een touw om zijn nek, terwijl beneden in de kaartkamer een eeuwige
verliezer een kaars aansteekt en de croupier maant de kaarten
opnieuw te delen. De croupier aarzelt: ‘Attendez-vous, s’il vour
plait’.
Buiten valt de
regen nu met bakken uit de lucht en de laatste kraanvogels
ontvluchten het eiland.
De receptionist
hoort de vrouw lachen en ziet nog net hoe de soldaat ruw naar haar
hand grijpt en zegt: ‘Hier heb je een ring, heeft me duizend dollar
gekost!’ Maar zij antwoordt: ‘Dat is niet genoeg!’ Dan rent ze naar
boven om haar koffers te pakken, buiten staat een koetsje te wachten
om haar weg te brengen. Ze komt langs de kamer van de Griek waar een
handgeschreven briefje op de deur prijkt: ‘Niet storen’. Ze klopt
toch aan, de zon verdwijnt, de muziek speelt door.
‘Ik moet met
iemand praten!’ roept ze.
Maar de Griek
roept terug: ‘Ga weg!’, trapt de stoel onder zich vandaan – en verhangt
zich
aan de luchter.
Zij schreeuwt
wanhopig: ‘Help! Er dreigt gevaar! Doe die deur open!’
Op dat moment
barst de vulkaan uit. De lava stroomt van de berg af, de soldaat en
het miezerige mannetje zitten weggedoken in hoekje – en denken aan
verboden liefdes. Sterren vallen, de velden beginnen te branden.
Het eiland
zinkt langzaam weg in de oceaan als de eeuwige verliezer eindelijk
de bank breekt. De croupier zegt droogjes: ‘Het is te laat, u kunt
uw geld alleen nog mee het graf in nemen.
De miezerige
man bijt in het oor van de soldaat, de vloer zakt in, de boiler in
de kelder ontploft.
De vrouw staat
op het balkon en hoort nog juist hoe een vreemdeling haar zijn
liefde verklaart. Ze huilt, ze bidt, het vuur brandt en de rook
verwaait."
Zo’n verhaal
dus. Maar het allermooiste zou zijn als de verteller het vervolgens
allemaal wat relativeert. ‘Ik zat naar het nieuws te kijken en
hoorde Sacha de Boer over een allesverwoestende aardbeving praten
waarna alleen een panamahoed en een paar oude Griekse schoenen nog
aan het leven aldaar herinnerden. Niet veel bijzonders dus.
Daarom pakte ik nog maar een biertje en bedacht dat er zo iedere
keer wel een pechverhaal te vertellen was. Wat kun je eraan doen?
Niets. En och, ik was toch al niet van plan om die kant op te gaan.’
Of nog mooier:
een middeleeuwse troubadour moet het zingen, da’s pas echt. Vooral
als die troubadour het dan zingt als Bob Dylan, die van de week
zeventig is geworden.
[Bob Dylan: ‘Black Diamond Bay’ van de elpee Desire (1976)]
|