>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [26 mei 2011 - nr 252)

              

 

 

Een goed verhaal

 

Schoonebeek houdt van een goed verhaal. Bijvoorbeeld:

"Op een tropisch eiland loopt een vrouw met halssnoer en panamahoed over de witte veranda van een hotel. Ze heeft betere tijden gekend, in haar paspoort zit een foto die duidelijk in een andere tijd en op een andere plek op aarde thuishoort. Ze ziet er nu heel anders uit. De herinneringen aan haar verleden zijn verwaaid in de wind. Ze loopt het hotel in en hoort een stem uit de kaartkamer die haar binnenroept. Ze glimlacht en loopt de andere kant op, terwijl de laatste schepen de haven verlaten en de maan achter de wolken verdwijnt.

De volgende ochtend komt de Griek naar beneden en vraagt bij de receptie om een touw en een pen.

‘Pardon, monsieur,’ zegt de receptionist, ‘begrijp ik u wel goed?’ Buiten trekt een gele mist op, de Griek gaat naar de tweede etage en komt de vrouw tegen op de trap. Zij ziet hem voor de Russische ambassadeur aan en wil een praatje beginnen. Maar hij loopt door en buiten steekt een storm op.

In de lobby zit een soldaat met een miezerig mannetje te onderhandelen over een ring die hij wil kopen. De bliksem slaat in, het licht valt uit, de receptionist schrik op en roept: ‘Kan er nog iemand iets zien?’ Op de tweede verdieping komt de Griek blootsvoets zijn kamer uit met een touw om zijn nek, terwijl beneden in de kaartkamer een eeuwige verliezer een kaars aansteekt en de croupier maant de kaarten opnieuw te delen. De croupier aarzelt: ‘Attendez-vous, s’il vour plait’.

Buiten valt de regen nu met bakken uit de lucht en de laatste kraanvogels ontvluchten het eiland.

De receptionist hoort de vrouw lachen en ziet nog net hoe de soldaat ruw naar haar hand grijpt en zegt: ‘Hier heb je een ring, heeft me duizend dollar gekost!’ Maar zij antwoordt: ‘Dat is niet genoeg!’ Dan rent ze naar boven om haar koffers te pakken, buiten staat een koetsje te wachten om haar weg te brengen. Ze komt langs de kamer van de Griek waar een handgeschreven briefje op de deur prijkt: ‘Niet storen’. Ze klopt toch aan, de zon verdwijnt, de muziek speelt door.

‘Ik moet met iemand praten!’ roept ze.

Maar de Griek roept terug: ‘Ga weg!’, trapt de stoel onder zich vandaan – en verhangt zich aan de luchter.

Zij schreeuwt wanhopig: ‘Help! Er dreigt gevaar! Doe die deur open!’

Op dat moment barst de vulkaan uit. De lava stroomt van de berg af, de soldaat en het miezerige mannetje zitten weggedoken in hoekje – en denken aan verboden liefdes. Sterren vallen, de velden beginnen te branden.

Het eiland zinkt langzaam weg in de oceaan als de eeuwige verliezer eindelijk de bank breekt. De croupier zegt droogjes: ‘Het is te laat, u kunt uw geld alleen nog mee het graf in nemen.

De miezerige man bijt in het oor van de soldaat, de vloer zakt in, de boiler in de kelder ontploft.

De vrouw staat op het balkon en hoort nog juist hoe een vreemdeling haar zijn liefde verklaart. Ze huilt, ze bidt, het vuur brandt en de rook verwaait."

 

Zo’n verhaal dus. Maar het allermooiste zou zijn als de verteller het vervolgens allemaal wat relativeert. ‘Ik zat naar het nieuws te kijken en hoorde Sacha de Boer over een allesverwoestende aardbeving praten waarna alleen een panamahoed en een paar oude Griekse schoenen nog aan het leven aldaar herinnerden. Niet veel bijzonders dus. Daarom pakte ik nog maar een biertje en bedacht dat er zo iedere keer wel een pechverhaal te vertellen was. Wat kun je eraan doen? Niets. En och, ik was toch al niet van plan om die kant op te gaan.’

Of nog mooier: een middeleeuwse troubadour moet het zingen, da’s pas echt. Vooral als die troubadour het dan zingt als Bob Dylan, die van de week zeventig is geworden.

[Bob Dylan: ‘Black Diamond Bay’ van de elpee Desire (1976)]