>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [6 oktober 2011 - nr 260)

              

 

 

De Oude Warande

 

Omdat Schoonebeek er van tijd tot tijd ook eens uit moet, hadden zijn zoon en dochter hem op die zondagochtend opgehaald voor een boswandeling. En da’s niet meteen Schoonebeeks idee van een genoeglijke zondagmorgen. Want die bestaat uit Franse croissants, Italiaanse koffie, vers sap van Spaanse grapefruits, een Nederlands gebakken ei en Engelse ham. Met op de achtergrond Radio 4 en, vanaf tien uur, Radio 1.

Ach, het is natuurlijk geen slechte gewoonte.

Zijn kinderen wisten dit en daarom hadden ze de boswandeling voorzien van een cultureel tintje en koffie. De Oude Warande dus.

Omdat de spaarzame kunstwerken Schoonebeek nog minder vermochten te boeien dan de bij voortduring langsfietsende hockeymeisjes en zeker ook minder dan het door zijn kroost telkenmale geroemde natuurschoon, zat het drietal al vrij snel aan de koffie. Die, Schoonebeek gaf het ongaarne toe, van uitnemende kwaliteit was.

En even leek de wereld te zijn zoals het moest. Het weer van de indianenzomer, de stilte van het bos (met beschaafd juichende hockeyers in de verre, verre achtergrond), de koffie, het gebak en de charmante bediening.

En toen kwamen de honden.

Tientallen mensen met ieder tientallen honden, zo leek het. En al die honden liepen los. En renden. En blaften. En kwamen naast Schoonebeeks koffie hun vlooien uitschudden. En duwden hun natte neuzen in zijn kruis. De eigenaars deden dat allemaal niet. Maar ze keken ook niet op van het hoogst onaangename gedrag van hun opdringerige viervoeters – laat staan dat ze er enige actie tegen ondernamen.

Schoonebeek zuchtte. Persoonlijk kende hij geen hondenbezitters en hij wist derhalve ook niet goed hoe hij hen diende aan te spreken. Kon dat gewoon in het Nederlands, vroeg hij zich af. Want hoewel kreten als ‘Kom!’, ‘Af!’, ‘Zit!’, ‘Hier!’ en ‘Braaf!’ wel vaag aan de gelijkluidende Nederlandse equivalenten leken te refereren, had hij er nog niet één op een beetje behoorlijk geformuleerde volzin betrapt. Zijn zoon en dochter zaten intussen doodgemoedereerd de laatste aflevering te bespreken van een televisieprogramma dat zij als ‘The voice’ aanduidden. Het leek weer iets bijzonders te zijn geweest. Maar uit ervaring wijs geworden, betrokken zij hun vader niet in deze conversatie.

Toen een enorm monster dat (niet) luisterde naar de naam Luna (‘Ja, ze is Italiaanse hè’) vlak naast Schoonebeeks tafeltje een gigantische plas deed, was de maat vol.

‘Kom, we gaan,’ sprak Schoonebeek resoluut zijn wettige erfgenamen toe. Die keken verbaasd op uit hun gedachtewisseling, zagen de man die zij hun vader heetten, opstaan en weglopen. Zij gooiden vlug wat geld op het tafeltje en beenden gezwind achter hun verwekker aan.

Op de parkeerplaats van de universiteit stond papa al naast de auto te wachten. Zijn zoon keek hem aan met een blik die ‘Naar huis?’ betekende.

Maar Schoonebeek stapte in op de bijrijdersplaats en verordonneerde: ‘Korte Heuvel, chauffeur. Café Weemoed.’ Om zodoende nog iets van de zondag te redden.