________________________________
[27 oktober 2011 - nr
263)
Zinloze
zaken
Toen
Schoonebeek in een vorig leven nog aan de kost moest komen door te
werken, stelde hij zich wel eens vragen bij de zin daarvan. Een hoop
werk in de wereld vond hij bijvoorbeeld erg nuttig, nodig en
gewenst. Zinvol dus. Hij moest er bijvoor beeld ook toen al niet aan
denken dat bakkers niet meer zouden bakken, bouwers stopten met
bouwen en brouwers met brouwen. Ook slagers moesten toch vooral
doorgaan met slagen.
Onderwijzers
moesten onderwijzen, serveersters serveren en stratenmakers straten
maken. Maar voor zichzelf maakte hij graag een uitzondering. Het was
dan ook zeker geen toeval dat hij in zijn eigen discipline, de
neerlandistiek, zich alras terugtrok in het onbeduidende deelgebied
der bellettrie. Want hoewel soms iemand hem het nut en de zin van
grammatica, spelling of desnoods mondelinge communicatie nog wel kon
uitleggen, bij kennis van de letterkunde was hiervan in het geheel
geen sprake.
Hij legde er
dan ook eer in zijn studenten vanaf het eerste college in te leiden
in de volslagen zinloosheid der schone letteren. Als niemand meer
weet hoe je brood moet bakken, bier moet brouwen en een beetje
grond- en nagelvaste huizen moet bouwen heeft dat grote ellende voor
de wereld tot gevolg. Maar als mensen geen boeken meer lezen, ach.
Hij
illustreerde zijn letterkundige colleges met tal van voorbeelden
over lieden heel gelukkig, gezond en oud geworden waren, zonder ooit
een boek van enige betekenis te hebben gelezen. Dat kon gewoon. En
dat moest je zonder eten of drinken nog maar eens proberen.
Hij kon soms
vol bewondering urenlang naar bouwvakkers staan kijken. Hoe die een
steeds hoger muurtje metselden en daarbij hun steigers telkens een
verdiepinkje mee lieten groeien. Dat was nog eens een andere wereld,
zeg! Een wereld van nut, noodzaak en ultieme zingeving. Terwijl zijn
eigen zinloze bestaan nog slechts gesublimeerd zou kunnen worden als
hij helemáál niet meer zou hoeven werken voor de kost een
gelukszalige levensvervulling die werkelijkheid werd toen
Schoonebeek op veertigjarige leeftijd een tot op dat moment
onbekende heeroom verloor, die hem een klein fortuin naliet. Het
verscheiden van deze nobele geestelijke stelt Schoonebeek nu al een
kleine twintig jaar in staat het leven te leven zoals het geleefd
dient te worden: in ledigheid. Het heeft er zijn bewondering voor
stoere bouwers op steigers en kwieke bakkers die voor dag en dauw
hun deeg kneden trouwens alleen maar groter op gemaakt.
Tot van de
week. Omdat iedereen het er over had, moest Schoonebeek toch ook
eens naar die tentoonstelling van werk van Mark Wallinger in De
Pont. En het was inderdaad mooi. De klaagmuur van Brian Haw, de
stoelen met de touwtjes, de verminkte paspoortfotos. En toen kwam
hij in het zaaltje waar Construction Site werd vertoond, een
recente (2011) maar alleraardigste film met zicht op zee. Aan de
vloedlijn is een drietal bouwvakkers een loze steiger aan het
bouwen. Steeds hoger, totdat het ding drie etages telt, waarmee de
heren elkaar van harte feliciteren. Het bijzondere is dat die
steiger alleen maar dient om steiger te zijn. Zoals kunst alleen
maar kunst is en literatuur literatuur.
Toch zijn het
echte werklui met helmen en veiligheidschoenen en een enorme
vaardigheid in het steigers bouwen. Het verontrustende zit hem in
het simpele feit dat zij zinloos werk verrichten. Precies zoals
Schoonebeek dat een mensenleven geleden met die literatuurcolleges
deed. De drie mannen schijnen nog wel voldoening uit hun werk te
putten. Maar, zo weet Schoonebeek, dat gaat vanzelf over na vele
jaren zinloos steigers bouwen. En stiekem gunt hij die bouwvakkers
ook een heeroom. Voor als de nood aan de man komt.
|