________________________________
[24
november 2011 - nr
266)
Discriminatie
En toen werd
Schoonebeek inenen aangesproken over Cruyff. In een Tilburgs café!
Kijk, dat ze
zich daar in Amsterdam druk over maken, daar kan hij inkomen. Of in
die Amsterdamse dependance Hilversum. Het leidt in ieder geval wat
af van de werkelijke zorgen van de wereld.
Maar in
Tilburg? Alsof er sedert het toetreden van de plaatselijke trots tot
de Jupiler-league geen lokale onderwerpen van enig conversationeel
belang meer bestaan.
Cruyff dus. En
of Schoonebeek ook niet vond dat de man zich aan discriminerende
aantijgingen had bezondigd. Schoonebeek had werkelijk geen idee waar
het over ging. En daarom hield hij eerst de boot nog een beetje af
van aanmeren.
‘Ach.’ Het was
te proberen.
‘Hoezo ach?!’
reageerde de ander evenwel als door een muskiet gestoken.
‘Als het over
zijn taalgebruik gaat…’ ontlokte Schoonebeek aan zijn
gesprekspartner enig instemmend geknik, ‘…dan vind ik dat hij de
Nederlandse taal inderdaad wegzet als een zwakbegaafd en vrij te
misbruiken weesmeisje.’
De ander dacht
even na. Dit was duidelijk niet helemaal de richting die hij voor
ogen had.
‘Ik bedoel
wattie over Davids zei. Dattie zwart is,’ zette hij de zaak weer op
de rails.
‘Maar dat issie
toch ook?’ klonk Schoonebeek verwonderd.
‘En dattie
alleen daarom in de Raad van Advisarissen zit, of zoiets.’
‘Commissarissen,’ verbeterde Schoonebeek die het nu lichtjes begon
te dagen. ‘Maar heeftie dat dan echt gezegd?’
De man knikte.
Verdrietig bijna.
‘Tsss,’ leefde
Schoonebeek mee. En toen: ‘Maar assie nou gelijk heeft?’
‘Da’s toch
racistisch,’ hief de man haast schreiend de handen ten hemel.
Schoonebeek
knikte. ‘Maar toch niet van Cruyff?’
‘Cruyff heb dat
anders wel gezegd.’
Een Schoonebeek
knikte. Weer. Maar misschien wilde hij Davids wel waarschuwen. Pas
op voor die voorzitter. Die heeft je hier alleen maar neergezet
omdat je zwart bent.’
Het stemde in
ieder geval tot nadenken, want de ander zweeg geruime tijd.
‘Dus Cruyff heb
niet…’ probeerde hij toen.
‘Misschien ook
wel,’ sloeg Schoonebeek het laatste restje zekerheid genadeloos
onder hem vandaan.’
‘Maar…’ En dat
was het definitieve slotwoord dat Schoonebeek te horen kreeg. De
ander draalde nog een weinig, maar keerde toen hoofdschuddend om en
sjokte weg.
Schoonebeek
richtte zich nu tot de goede vriend die zich gedurende het gesprek
uiterst laf op de achtergrond had gehouden.
‘Waar ging dit
over?’ wilde hij weten.
|